4
Klik op elke tab en wijzig de instellingen indien nodig.
Tabblad
Verzenden
Ontvangen
Verbinding/keuze
Snelkeuze
5
Klik op OK nadat u de instellingen hebt aangepast.
6
Sluit het Faxconfiguratieprogramma.
Rapporten met faxgebeurtenissen afdrukken
1
Selecteer op het bedieningspaneel de modus Faxen.
2
Druk op
.
3
Druk herhaaldelijk op
Handelingen:
•
Bepalen of foutcorrectie moet worden gebruikt.
•
Uw naam en faxnummer opgeven.
•
De maximale verzendsnelheid en de afdrukkwaliteit voor
uitgaande faxen selecteren.
•
Bepalen of het volledige document gescand moet worden
voordat het nummer wordt gekozen.
•
Selecteren wanneer een rapport over faxgebruik moet worden
afgedrukt.
•
Selecteren wanneer een rapport met faxgebeurtenissen moet
worden afgedrukt.
•
Bepalen of een voettekst (datum, tijd en paginanummer) moet
worden afgedrukt op elke pagina die u ontvangt.
•
Binnenkomende faxen automatisch verkleinen tot het formaat
van het papier dat is in de printer is geplaatst, of de fax op twee
pagina's afdrukken.
•
Selecteren of u een fax wilt doorsturen of wilt afdrukken en
vervolgens wilt doorsturen.
•
Opties selecteren voor binnenkomende gesprekken.
•
Geblokkeerde faxen beheren.
•
Opgeven hoe vaak een nummer opnieuw moet worden
gekozen en hoeveel tijd er tussen de afzonderlijke pogingen
moet verstrijken als de fax de eerste keer niet kan worden
verzonden.
•
De indeling van de telefoonlijn selecteren.
•
Een kiesvoorvoegsel opgeven.
•
Bepalen hoe binnenkomende gesprekken moeten worden
beantwoord (handmatig, als faxtonen worden vastgesteld of
na een bepaald aantal belsignalen).
Snelkeuzelijstitems, waaronder items voor de groepssnelkeuze-
lijst, aanvullen, maken, bewerken of verwijderen.
of
tot Geschiedenis en rapporten is gemarkeerd.
89