De onzekerheden worden uitgedrukt in % van het lezen (L) en in een aantal weergavepunten (pt) :
± (a % L + b pt)
6.1. REFERENTIEVOORWAARDEN
Parameter
Omgevingstemperatuur
Relatieve vochtigheid
Spanning
Stroom
Netfrequentie
Faseverschuiving spanning-stroom
Harmonischen
Spanningsonbalans
Voorverwarming
Gemeenschappelijke modus
Magnetisch veld
Elektrisch veld
6.2. ELEKTRISCHE EIGENSCHAPPEN
6.2.1. SPANNINGSINGANGEN
Werkingsbereik: tot 1.000VRMS voor de fase-nulleider spanningswaarden, de spanningen tussen fasen en de spanning
nulleider-aarde van 42,5 tot 69Hz (600 VRMS van 340 tot 460Hz) en tot Vdc.
De fase-nulleider spanningen onder 2V en de spanningen tussen fasen onder 2
Ingangsimpedantie:
Max. overspanning:
6.2.2. STROOMINGANGEN
De uitgangen van de stroomsensoren zijn spanningen.
Werkingsbereik:
Ingangsimpedantie:
Max. overspanning:
6. TECHNISCHE GEGEVENS
23 ± 2 °C
45% HR bij 75% HR
Geen DC-component in de AC, geen AC-component in de DC (< 0.1 %)
Geen DC-component in de AC, geen AC-component in de DC (< 0.1 %)
50 Hz ± 0,1 Hz en 60 Hz ± 0,1 Hz
0° (actief vermogen) of 90° (blindvermogen)
< 0.1%
0%
Het apparaat moet al minstens een uur ingeschakeld zijn.
Het apparaat wordt gevoed door de accu, de USB is losgemaakt.
0 Aac/m
0 Vac/m
1908 kΩ (fase-nulleider en nulleider-aarde)
1.100 Vrms
0,5 mV tot 1,2 V (1V = Inaam) met een piekfactor = √2
1 MΩ (m.u.v. stroomsensoren AmpFlex
12,4 kΩ (stroomsensoren AmpFlex
1,7 V
Referentievoorwaarden
Tabel 6
/ MiniFlex
) :
®
®
/ MiniFlex
)
®
®
49
3 V worden op nul gesteld.
√