Inhoudsopgave
Advertenties
3.5.2. STROOMSENSOREN
Sluit de stroomsensoren aan op het apparaat.
De stroomsensoren worden automatisch door het apparaat gedetecteerd. Dit kijkt op de klem L1. Als er niets is, kijkt het op de
klem L2 of daarna op de klem L3. Als het gekozen net niet in balans is, kijkt het ook op de klem N.
Wanneer de sensoren eenmaal herkend zijn, geeft het apparaat hun verhouding weer.
De stroomsensoren moeten alle identiek zijn, m.u.v. de stroomsensor van de nulleider, die anders mag zijn. Zo
niet, dan zal alleen het type van de op L1 aangesloten sensor door het apparaat gebruikt worden.
3.5.3. PRIMAIRE NOMINALE SPANNING
Druk op de toets om naar het volgende scherm te gaan.
Druk, om de waarde van de primaire nominale spanning te wijzigen, op de toets Enter
om de waarde van de spanning tussen 50 en 650.000V te kiezen. Valideer door op de toets Enter
3.5.4. SECUNDAIRE NOMINALE SPANNING
Druk op de toets om naar het volgende scherm te gaan.
Druk, om de waarde van de secundaire nominale spanning te wijzigen, op de toets Enter
om de waarde van de spanning tussen 50 en 1.000V te kiezen. Valideer door op de toets Enter
3.5.5. PRIMAIRE NOMINALE STROOM
Druk op de toets om naar het volgende scherm te gaan.
Figuur 11
Figuur 12
16
. Gebruik de toetsen , , en
te drukken.
. Gebruik de toetsen , , en
te drukken.
Advertenties
Inhoudsopgave
