I
NSTALLATIE
nl
nl-26
-
besturingskabel(s) tussen bedieningspaneel en toe-
stel(len);
-
Indien toegepast:
externe regelcomponenten.
3. Schakel de netvoeding in en/of steek de stekker in het
stopcontact bij alle aangesloten toestellen.
4. Start het luchtgordijn met het bedieningspaneel.
5. Controleer dat alle aangesloten toestellen lucht uitblazen,
over de gehele breedte van elk toestel.
Bij modellen met waterverwarming:
1. Controleer of de warmtewisselaar en het regelventiel cor-
rect zijn aangesloten.
2. Verzeker u ervan dat de CV-installatie ingeschakeld is.
3. Schakel de verwarming in met het bedieningspaneel.
4. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm wordt bij alle aan-
gesloten toestellen. Dit kan enige tijd duren.
5. Ontlucht indien nodig de warmtewisselaar.
Bij modellen met elektrische verwarming:
1. Schakel de verwarming in met het bedieningspaneel.
2. Voel of de uitgeblazen luchtstraal warm wordt bij alle aan-
gesloten toestellen, over de gehele breedte van elk toestel.
C
-
OMFORT
LUCHTGORDIJN