I
NSTALLATIE
2.12
Inschakelen en de werking controleren
nl
nl-28
2.12.1 Inleiding
Gevaar:
d
Verzeker u ervan dat alle kanaalstukken op
buitenlucht, binnenlucht en de ventilatietoe-
stellen zijn aangesloten voordat u de werking
van het toestel test.
2.12.2 Visuele controle
1. Controleer de volgende bevestigingen:
-
borgmoeren van de ophanging;
-
koppelelementen tussen de modules;
-
kanaalstukken correct en op de juiste posities aangeslo-
ten.
2. Controleer dat de sifon van de condensafvoer is gevuld
met water.
3. Controleer de aansluitingen op de elektronica-module.
4. Bij modellen met verwarmings-/koelmodule
-
Controleer of de warmtewisselaar correct is aangeslo-
ten.
-
Verzeker u ervan dat de verwarmings-/koelinstallatie
ingeschakeld is.
2.12.3 Inschakelen
1. Schakel de netvoeding in.
2. Zet de werkschakelaar op 1.
2.12.4 > Ventilatorstanden instellen
Het toestel is voorzien van twee ventilatoren. Stel per
ventilator de drie standen in.
W
-
ARMTETERUGWIN
TOESTEL