I
NSTALLATIE
nl
nl-16
•
In uitzonderlijke situaties kan er water uit het toestel
lopen. Zorg ervoor dat dit geen beschadigingen of gevaar-
lijke situaties kan opleveren.
•
Bij modellen met verwarming: De afstand tussen plafond en
de bovenkant van het toestel moet groter zijn dan 25 mm.
Zie ook:
1.3.4 "Typeplaatje", pagina 7
2.2.2 Het toestel ophangen
Deze handleiding omschrijft het ophangen van het toestel per
module. Afhankelijk van de situatie kan de volgorde van
ophanging anders worden gekozen.
Raadpleeg de overzichtssticker voor de posities van de
modules van uw specifieke toestelsamenstelling.
De draadstangen bevestigen
Plaats draadeinden M10 volgens de maten in de tabel. Verzeker
u ervan dat de draadeinden loodrecht hangen.
Opmerking:
n
Plaats alleen de draadstangen voor de modules van
uw specifieke toestelsamenstelling. Zie de over-
zichtssticker.
Opmerking:
n
De afbeelding is een bovenaanzicht van het toestel,
waarbij de luchtuitwisseling met binnen aan de lin-
ker zijde gebeurt en de luchtuitwisseling met de bui-
ten aan de rechterzijde.
MAAT
TYPE
A
HR 25
HR 35
HR 45
B
alle modellen
C
alle modellen
x
alle modellen
Opmerking:
n
De draadstangen moeten geborgd worden, anders
kan het toestel vallen.
W
-
ARMTETERUGWIN
TOESTEL
AFMETING
1558 mm
2158 mm
2758 mm
1450 mm
450 mm
54 mm