50
8.1.4.1
Draadloze detectoren
De zone waaraan een draadloze detector toegewezen is, wordt geactiveerd wanneer de
detector een alarm meldt (selecteer de juiste zone functie). Als de sabotageschakelaar van
de detector een sabotage alarm moet activeren, programmeer de zone dan als 2EOL / NC of
2EOL / NO.
De werking van de detector wordt beïnvloed door de status van het blok waartoe de zone
behoort:
het blok is uitgeschakeld – de detector werkt in de passieve mode. Deze werkingsmode
verlengt de gebruiksduur van de batterij. De detector informeert de controller over zijn
status tijdens de periodieke communicatie (alleen de sabotage informatie wordt direct
verzonden).
het blok is ingeschakeld – de detector werkt in de actieve mode. De detector informeert de
controller direct over een alarm of sabotage.
De detector schakelen van de passieve mode naar actief en vice versa, vindt plaats tijdens
periodieke communicatie. Dit resulteert in een vertraging, waarvan de duur afhangt van de
frequentie van periodieke communicatie (als de optie "ECO" ingeschakeld is kan de
vertraging maximaal 3 minuten bedragen).
Detectoren die zijn toegewezen aan zones die altijd actief zijn, bevinden zich permanent in
de actieve modus.
Voor de meeste detectoren kunt u de optie "Altijd actief" inschakelen.
Conform de EN50131-3 standaard, dienen alle overval knoppen die gebruikt worden in
het ABAX 2 systeem, altijd in de actieve mode te staan.
De levensduur van de batterij in detectoren die permanent in de actieve mode
geschakeld zijn, is korter dan die periodiek naar de passieve mode worden
geschakeld. Indien het specifieke karakter van een detector of de installatie locatie
zodanig is dat het aantal activeringen laag is, dan zal het schakelen van de detector
naar de actieve mode geen nadelige invloed hebben op de batterij levensduur.
8.1.4.2
Draadloze sirene/flitsers
Het activeren van de uitgang waaraan de draadloze sirene/flitser toegewezen is, activeert de
signalering. Afhankelijk van de sirene / flitser:
ASP-200 – de 1e uitgang stuurt de akoestische signalering aan, de 2e uitgang de optische
signalering. Dankzij een batterij met hoge capaciteit kan de sirene op elk moment
transmissies van de controller ontvangen. Hierdoor wordt het commando om de
signalering te starten en te stoppen, direct naar de sirene verzonden.
ASP-215 – beide uitgangen sturen zowel de akoestische als de optische signalering aan.
Hierdoor kunnen twee verschillende, onafhankelijk getriggerde signalering functies worden
geconfigureerd. De uitgangen kunnen afzonderlijk de akoestische en optische signalering
regelen of andere signalering activeren voor verschillende alarmen (bijvoorbeeld inbraak
en brand). Gezien de batterij met een lagere capaciteit, kan de sirene/flitser alleen tijdens
periodieke communicatie transmissies van de controller ontvangen. Hierdoor wordt het
commando om de signalering te starten en te stoppen, tijdens periodieke communicatie
naar de sirene/flitser verzonden. Daarom moet de insteltijd van uitgangen die de sirene
aansturen, langer zijn dan de communicatie periode.
De signalering stopt nadat de maximale signaleringstijd verstreken is, zelfs als de uitgang
nog actief is.
De zone waaraan een draadloze sirene/flitser toegewezen is, wordt geactiveerd als de
signalering geactiveerd wordt (selecteer de juiste zone functie). Als de sabotageschakelaar
ACU-220
SATEL