8
overeenkomen met de switches welke in de ON positie staan, worden getoond in Tabel 2.
De som van de numerieke waarden die toegewezen zijn aan schakelaars 1-5 vormen het
adres dat ingesteld is in het apparaat. Dit adres dient verschillend te zijn t.o.v. andere
apparaten die ook aangesloten zijn op de uitbreiding bus.
Afb. 4. DIP-switches voor instellen van het adres wanneer de controller aangesloten is op het
DIP-switch
Nummer
Indien de controller op een alarmsysteem aangesloten wordt, waarop al een ABAX 2 /
ABAX controller aangesloten is, dan dient u deze hoger te adresseren, rekening
houdend met de al in beslag genomen adressen door de bestaande controller.
3.3
Uitgangen voor indicatie van storingen in het ABAX 2 systeem
Als de controller gebruikt wordt als uitbreiding van draadloze apparaten voor SATEL
alarmsystemen, wordt informatie over storingen via de communicatie bus naar het
alarmsysteem verzonden. De uitgangen zijn alleen voor hulpdoeleinden.
De 4 OC type uitgangen – TPR, CON, JAM en LBA – geven informatie over storingen in het
ABAX 2 systeem. U kunt deze uitgangen programmeren als NO (normally open) of NC
(normally closed).
De uitgangen kunnen worden aangesloten op de zones van het alarmsysteem of ze kunnen
worden gebruikt om sirenes/flitsers aan te sturen.
3.4
Sturingsingangen [universele module voor draadloze apparaten]
De 4 ingangen (AR1...AR4) worden gebruikt om de werking van draadloze apparaten te
regelen. Afhankelijk van het type apparaat, de ingang regelt voor:
draadloze detectoren – de werkingsmode:
– ingang geactiveerd – actieve mode,
– normale ingang status – passieve mode.
draadloze sirene/flitsers – de signalering:
– ingang geactiveerd – signalering aan,
– normale ingang status – signalering uit.
uitbreidingen voor bekabelde zones/uitgangen, het aansturen van de uitbreiding
uitgangen:
– ingang geactiveerd – uitgang aan,
– normale ingang status – uitgang uit.
ACU-220
INTEGRA / INTEGRA Plus alarmsysteem.
1
1
Tabel 2.
2
3
2
4
SATEL
4
5
8
16