SATEL
4. Druk op de
toets.
5. Wanneer de reedcontacten instellingen worden weergegeven, drukt u op
instellingen zijn niet relevant).
Voor de tril detector:
1. Voer een cijfer in met het bereik van 1 tot 8 om de gevoeligheid in te stellen (1 –
minimum; 8 – maximum).
2. Druk op de
toets.
3. Wanneer de instellingen voor het aantal trillingen wordt weergegeven, drukt u op
instellingen zijn niet relevant).
ASP-100 (ASP-200)
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om de aanwezigheidscontrole in te stellen.
2. Druk op de
toets.
3. Gebruik de en toetsen om het type akoestische signalering te kiezen (zie tabel 6).
4. Druk op de
toets.
5. Gebruik de en toetsen om de maximale signaleringsduur te in te stellen.
6. Druk op de
toets.
ASP-205 (ASP-215)
U kunt de signalering op twee manieren programmeren:
het selecteren van de 1e zone – zorgt voor activering van de eerste uitgang en stuurt de
sirene aan,
het selecteren van de 1e zone – zorgt voor activering van de eerste uitgang en stuurt de
sirene aan,
De configuratie is gelijk voor beide zones, behalve dat het filter voor de tweede zone niet
geprogrammeerd hoeft te worden.
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om de aanwezigheidscontrole in te stellen.
2. Druk op de
toets.
3. Gebruik de en toetsen om het type akoestische signalering te kiezen (
uitgeschakeld; type 1, 2 of 3 akoestische signalering – zie tabel 7).
4. Druk op de
toets.
5. Gebruik de en toetsen om de maximale signaleringsduur te in te stellen.
6. Druk op de
toets.
7. Bepaal of de optische signalering geactiveerd dient te worden ( – nee,
8. Druk op de
toets.
ASW-100 (ASW-200)
1. Voer een cijfer in met het bereik van 0 tot 50 om de aanwezigheidscontrole in te stellen.
2. Druk op de
toets.
3. Gebruik de en toetsen om de besturingsmethode in te stellen ("inactief" – alleen
afstandsbediening; "Interim besturing" – afstandsbediening of handmatige bediening;
"Gecombineerde besturing" – afstandsbediening of handmatige bediening, maar met de
optie om de afstandsbediening handmatig te blokkeren).
4. Druk op de
toets.
8.1.4
De werking en het specifieke karakter van draadloze apparaten
Bij het configureren van de zones en uitgangen van het alarmsysteem, waaraan de
draadloze apparaten zijn toegewezen, moet u rekening houden met het specifieke karakter
en de werking van deze apparaten.
ACU-220
49
(deze
(deze
–
– ja).