4. De hoogte bij punt A moet 6-10 mm lager zijn dan
bij punt B (Figuur 54).
5. Indien dit niet het geval is, moet u de afstandsstukken
van de zwenkwielen verplaatsen totdat het verschil
tussen beide punten 6-10 mm bedraagt Figuur 54).
Verplaats de afstandsstukken naar boven of naar
beneden totdat de schuinstand correct is.
6. U kunt de bandenspanning ook iets veranderen om
een schuinstand van 6 mm te verkrijgen.
Draagframe horizontaal stellen
Het draagframe moet aan beide zijden even hoog vanaf
de grond staan
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te
verlaten.
3. Pomp de banden op de voorgeschreven spanning;
zie Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 31).
4. Meet de hoogte van het draagframe bij punt A
(Figuur 55).
5. Meet de hoogte van het draagframe bij punt B
(Figuur 55).
6. Als de hoogte van het draagframe bij deze punten
niet gelijk is, moet u afstandsstukken van boven
of onder het zwenkwiel verplaatsen om het
draagframe horizontaal te stellen. U kunt ook de
bandenspanning iets veranderen om het draagframe
horizontaal te stellen.
1. Zwenkwiel
2. Draagframe
3. Voorste
maaihoogtepennen
Figuur 55
4. Gelijke hoogte bij punten
A en B
5. Afstandsstukken van
zwenkwielen
De schuinstand van het
maaidek controleren
1. Pomp de banden op de voorgeschreven spanning;
zie Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 31).
2. Zet het rechter maaimes in de schuinstand. Meet bij
A en B de afstand tussen een horizontaal oppervlak
en de snijrand van de messen (Figuur 56).
3. Het maaimes moet aan de voorkant bij A 6 mm
lager staan dan aan de achterkant bij B. Draai de
messen rond en doe hetzelfde bij de andere messen.
Als het verschil niet correct is, gaat u verder naar
Schuinstand van maaidek wijzigen.
De schuinstand van het
maaidek wijzigen
U kunt de schuinstand van het maaidek wijzigen door de
voorste maaihoogtepennen te verstellen.
1. \Om de schuinstand te wijzigen, kunt u de voorste
maaihoogtepennen verstellen (Figuur 57).
42
Figuur 56