1. Onder oorspronkelijke hoek slijpen
2. Controleer de balans van het mes met een mesbalans
(Figuur 51). Als het mes horizontaal blijft, is het in
balans en geschikt voor gebruik. Als het mes niet in
balans is, moet u wat metaal afvijlen van het uiteinde
van de vleugel (Figuur 47). Herhaal dit indien nodig
totdat het mes in balans is.
1. Mes
Maaimessen monteren
1. Monteer het mes op de as (Figuur 49).
Belangrijk: De vleugel van het mes moet
omhoog wijzen, naar de binnenkant van de
maaimachine om een goede maaikwaliteit te
garanderen (Figuur 49).
2. Monteer het mes, de versteviger, de klemring en de
mesbout (Figuur 49).
3. Draai de mesbout vast met een torsie van
115-149 Nm.
De maaikwaliteit verbeteren
Als een maaimes lager maait dan het andere, moet u dit
als volgt corrigeren:
Opmerking: Bij deze procedures is de bandenspanning
uiterst belangrijk. Controleer of alle banden de juiste
spanning hebben.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot
stilstand zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie
te verlaten. Maak de bougiekabel(s) los van de
bougie(s).
Figuur 50
Figuur 51
2. Mesbalans
3. Pomp de banden op de voorgeschreven spanning;
zie Onderhoud aandrijfsysteem (bladz. 31).
4. Controleer of de messen en assen niet krom of
verbogen zijn. Zie Controleren op kromme messen.
5. Zet de machine op een maaihoogte van
101,6 mm. Zie Maaihoogte afstellen in
Gebruiksaanwijzing (bladz. 13).
6. Voer de stappen uit die hierna worden beschreven
in de hoofdstukken Assemblage van het frame,
Schuinstand van draagframe controleren en
Draagframe horizontaal stellen.
Assemblage van het frame
Positie van draagframe t.o.v. maaidek
controleren
Opmerking: Als gevolg van een foute uitlijning kan
de drijfriem van de aftakas overmatig slijten.
1. Schakel de aftakas uit en stel de parkeerrem in
werking.
2. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje en
wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand
zijn gekomen alvorens de bestuurderspositie te
verlaten.
3. Plaats een lange richtlineaal op de bovenkant van het
maaidek zoals wordt getoond in Figuur 52.
4. Meet bij de dwarsbuis van het draagframe de hoogte
van punt A (Figuur 52). Deze hoogte moet 33 mm
bedragen, plus of minus 6 mm.
5. Als de hoogte bij punt A niet correct is, moet deze
worden afgesteld.
6. Draai de bevestigingsbouten van het draagframe aan
beide kanten van de machine los (Figuur 52).
7. Richt het draagframe en het maaidek zodanig op
elkaar dat de hoogte bij punt A (Figuur 52) 33 mm
bedraagt, plus of minus 6 mm.
8. Draai de bevestigingsbouten van het draagframe aan
beide kanten van de machine vast.
40