Inhoudsopgave
Advertenties
Hoofdstuk 8. Foutcodes en probleemoplossing
Actie: Controleer of er elektrische interferentiebronnen zijn en verifieer de integriteit van de tablet door tijdelijk de
PT900 op een testvloeistof/-pijp te gebruiken waarvan bekend is dat deze goed zijn. Controleer de transducers en
plaats deze ergens anders, indien nodig.
8.1.2.5
E5: Amplitudefout
Probleem: De signaalamplitude overschrijdt de geprogrammeerde limieten.
Oorzaak: Vaste of vloeibare deeltjes kunnen in de vloeistof of pijp aanwezig zijn. Slechte contactgel gebruikt op de
opklemtransducers
Actie: Corrigeer problemen met de vloeistof en de pijp.
8.1.2.6
E6: Cyclusomissie
Probleem: De ACCELERATIE overschrijdt de geprogrammeerde limieten.
Oorzaak: Dit probleem wordt meestal veroorzaakt door slechte stroomomstandigheden of onjuiste uitlijning van de
transducer.
Actie: Corrigeer problemen met de vloeistof, de pijp en de transducer.
8.2
Diagnostiek
8.2.1
Introductie
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u problemen met de PT900 kunt proberen op te lossen als er problemen ontstaan
met de transmitter, de vloeistof, de pijp of de transducers. Indicaties van mogelijke problemen omvatten:
• Weergave van een foutbericht op het scherm van de tablet
• Onregelmatige doorstromingsaflezingen
• Aflezingen van twijfelachtige nauwkeurigheid (d.w.z. metingen die niet overeenkomen met de waarden van een
andere debietmeter aangesloten op hetzelfde proces)
Wanneer één van de bovenstaande voorwaarden optreedt, ga dan naar de instructies in de volgende paragrafen.
8.2.2
Vloeistof- en pijpproblemen
Als voorlopige probleemoplossing met behulp van de Foutcode-berichten duidt op een mogelijk probleem met de
vloeistof of de pijp gaat u door met dit gedeelte. Lees de volgende paragrafen zorgvuldig om te bepalen of het
probleem inderdaad betrekking heeft op de vloeistof of de pijp. Als de instructies in dit gedeelte het probleem niet
oplossen, neem dan contact op met voor verdere assistentie.
8.2.2.1
Vloeistofproblemen
De meeste vloeistofgerelateerde problemen zijn het gevolg van het niet navolgen van de installatie-instructies voor
het debietmetersysteem. Raadpleeg Hoofdstuk 2, Installatie, om installatieproblemen te verhelpen. Als de fysieke
installatie van het systeem overeenkomt met de aanbevolen specificaties is het mogelijk dat de vloeistof zelf
nauwkeurige debietmetingen voorkomt. De gemeten vloeistof moet voldoen aan de volgende eisen:
• De vloeistof moet homogeen, eenfasig en relatief schoon zijn en gestaag doorstromen.
Hoewel een laag niveau aan meegevoerde deeltjes weinig effect kan hebben op de werking van de PT900,
zullen overmatige hoeveelheden vaste of gasdeeltjes het ultrasone signaal opnemen of verstrooien. Deze
interferentie met de ultrasoon-uitzendingen via de vloeistof zal onnauwkeurige debietmetingen veroorzaken.
Bovendien kunnen temperatuurovergangen in de vloeistofstroom leiden tot een onregelmatige of
onnauwkeurige debietaflezingen.
• De vloeistof mag niet caviteren in de buurt van het meetpunt.
Vloeistoffen met een hoge dampdruk caviteren mogelijk in de buurt van het meetpunt. Dit veroorzaakt
problemen als gevolg van gasbellen in de vloeistof. Cavitatie kan meestal in de hand worden gehouden met
een correct installatiedesign.
• De vloeistof mag niet overmatig ultrasone geluidssignalen dempen.
Sommige vloeistoffen, met name zeer kleverige, absorberen gemakkelijk ultrasone energie. In een dergelijk
geval verschijnt een bericht Foutcode op het scherm om aan te geven dat de ultrasone signaalsterkte
onvoldoende is voor een betrouwbare meting.
90
TransPort® PT900 Gebruikershandleiding
Advertenties
Inhoudsopgave
