De functies
Met 'Function' hebt u toegang tot een aantal gedetailleerde instrumentparameters voor
het stemmen, het instellen van het splitpunt en het aanpassen van de voices en
effecten. Kijk eens naar de functielijst op de volgende bladzijden. Er zijn in totaal 47
functieparameters.
Wanneer u een functie ziet die u wilt instellen, selecteert u de displaynaam van de
functie (rechts van de functienaam in de lijst) en past u de functie naar wens aan.
Functies selecteren en instellen
1
Zoek de functie die u wilt instellen in de
lijst die begint op pagina 76.
2
Druk op de knop [FUNCTION].
StyleVol
100
3
Selecteer een functie.
Druk enkele malen op de knoppen
CATEGORY [ ] en [ ] knoppen totdat de
naam van de functie in de display verschijnt.
Transpos
00
De geselecteerde functie.
4
Stel met behulp van de draaiknop, de
knoppen [+] en [-] of de
nummerknoppen [0]–[9] de
geselecteerde functie naar wens in.
De knoppen [+] en [-] worden gebruikt voor
AAN/UIT-instellingen: [+] = AAN, [-] = UIT.
In sommige gevallen wordt de knop [+]
gebruikt om de geselecteerde functie uit te
voeren en de knop [-] om de selectie te
annuleren.
• Verlaagt de waarde
met 1.
• UIT
• Annuleren
Druk tegelijkertijd om de
standaardinstelling terug te roepen.
Functie-instellingen worden in het geheugen
opgeslagen zodra ze gewijzigd zijn. Als u de
standaardinstellingen voor alle factoren wilt
herstellen, moet u de 'Back-up wissen'
procedure volgen die beschreven wordt in het
'Initialisatie' deel op pagina 49.
DGX-220/YPG-225 Gebruikershandleiding
Directe
numerieke
invoer.
• Verhoogt de waarde
met 1.
• AAN
• Uitvoeren
75