Veiligheidsinstructies
14. Controleer dagelijks of de interlockschakelaars naar
behoren functioneren (zie Het controleren van het
functioneren van de interlockschakelaars). Ga niet
alleen op de veiligh-eisschakelaars te werk; schakel
de motor uit voordat u de stoel verlaat. Indien een
schakelaar defect is, dient u deze te vervangen
voordat de machine opnieuw wordt gebruikt. Het
interlocksysteem zorgt voor uw veiligheid, dus
omzeil het niet. Vervang alle interlockschakelaars
elke twee jaar.
15. De bestuurder moet worden getraind en ervaring
opdoen over hoe op hellingen omlaag te rijden.
Onachtzaamheid op hellingen kan ertoe leiden dat
de machine omkiept of wegrolt, hetgeen lichamelijk
letsel met mogelijk dodelijke afloop tot gevolg kan
hebben. Gebruik altijd uw veiligheidsriem.
16. Deze driewielmaaier heeft een uniek aandrijf-
systeem dat zorgt voor superieure grip op hellingen.
Het hoogste wiel zal niet doorslippen en de tractie
beperken zoals bij conventionele driewielers het
geval is. Indien de machine wordt gebruikt op een
te steile helling, zal hij omkiepen voordat hij grip
verliest.
17. De hellinghoek waarbij de machine zal omkiepen is
afhankelijk van vele factoren, waaronder de maai-
omstandigheden zoals een natte of glooiende
grasmat, de snelheid (vooral in bochten), de stand
van de maai-eenheden (met Sidewinder), de
bandenspanning en de ervaring van de bestuurder.
Op hellingen met een hoek van 20 graden of minder
is het risico op omkiepen gering. Naarmate de
hellinghoek oploopt tot de maximumlimiet van
25 graden, neemt het risico op omkiepen toe tot een
gemiddeld niveau. OVERSCHRIJD DE LIMIET
VAN 25 GRADEN VOOR HET RIJDEN OVER
HELLINGEN NIET, DAAR HET RISICO OP
OMKIEPEN EN ERNSTIG LICHAMELIJK
LETSEL MET MOGELIJK DODELIJKE AFLOOP
ZEER HOOG IS. Blijf opletten voor gaten in het
terrein of andere op de loer liggende gevaren. Ga
uiterst voorzichtig te werk in de buurt van kuilen
met zand, greppels, sloten, steile hellingen of andere
gevaarlijke situaties. Verminder uw snelheid voor
scherpe bochten. Draai niet op hellingen. Vermijd
plotseling stoppen en wegrijden. Gebruik het pedaal
voor achteruit rijden om te remmen. De maai-
eenheden dienen neergelaten te worden tijdens het
afdalen van hellingen om beter te kunnen sturen.
4
18. Als u de motor start moet u:
A. De parkeerrem inschakelen.
B. Controleren of het tractiepedaal in de neutraal-
stand staat en de aandrijving van de
messenkooien uitgeschakeld is.
C. Nadat de motor start de parkeerrem uit-
schakelen en uw voet van het tractiepedaal
houden. De machine mag zich niet verplaatsen.
Als dit wel zo is, is de vrijloopinstelling
verkeerd afgeregeld. In dit geval schakelt u de
motor uit en stelt u de instelling opnieuw af
totdat de machine niet meer "kruipt" wanneer
het tractiepedaal wordt losgelaten. Zie Het
afstellen van de tractieaandrijvning voor
neutraal.
19. Kijk vóórdat u achteruit rijdt achterom en verzeker
uzelf ervan dat er zich niemand achter de machine
bevindt. Let op voor het verkeer als u in de buurt
van wegen werkt of deze oversteekt. Verleen altijd
voorrang.
20. Houd uw handen, voeten en kleding uit de buurt
van bewegende delen en de uitstoot van de
messenkooien. Grasmanden, voor zover de machine
daarmee is uitgerust, moeten geplaatst zijn tijdens
gebruik, voor de maximale veiligheid.
21. Dit product kan geluidsniveaus van 85 dB(A) over-
schrijden op de bestuurderspositie. Gehoor-
bescherming wordt aanbevolen voor langdurige
blootstelling hieraan, om het risico op blijvende
gehoorbeschadiging te verkleinen.
22. Haal de maai-eenheden op wanneer u van de ene
werkplek naar de andere rijdt.
23. Raak de motor, knalpot, uitlaat of hydraulische tank
niet aan terwijl de motor loopt of pas is uit-
geschakeld, omdat deze onderdelen heet genoeg
kunnen zijn om brandwonden te veroorzaken.
24. Als een maai-eenheid een vast voorwerp raakt of
abnormaal trilt, dient u onmiddellijk te stoppen.
Schakel de motor uit, wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand zijn gekomen en controleer de
machine op schade. Beschadigde messenkooien of
messen dienen gerepareerd of vervangen te worden
voordat de werkzaamheden worden hervat.