Inspecteer op slijtage, beschadigingen of loszittende
koppelingen.
Waterafscheider (Afb. 32)
Tap dagelijks water of andere stoffen af van de
waterafscheider (Afb. 32).
1.
Plaats een schone opvangbak onder het
brandstoffilter.
2.
Draai de aftapstop los onder op de filterbus. Draai
de stop aan na het aftappen.
1
Afbeelding 32
1. Waterafscheider
2. Aftapstop
Vervang de filterbus elke 400 bedrijfsuren.
1.
Reinig de plek waar de filterbus zich bevindt.
2.
Verwijder de filterbus en reinig de plaats waar deze
wordt bevestigd.
3.
Smeer de pakking op de filterbus met schone olie.
Plaats de filterbus handmatig totdat de pakking contact
maakt, en draai vervolgens nog een halve slag verder.
Het vervangen van het brandstofvoorfilter
(Afb. 33).
Vervang het brandstofvoorfilter, dat zich aan de
binnenzijde van de framerail bevindt onder de
waterafscheider, om de 400 bedrijfsuren of jaarlijks,
afhankelijk van hetgeen zich het eerst voordoet.
1.
Verwijder de schroef waarmee het filter aan de
framerail is bevestigd.
2
2.
Klem beide brandstofleidingen af die op het brand-
stoffilter zijn aangesloten, zodat de brandstof niet
weg kan lekken wanneer de leidingen worden
losgehaald.
3.
Haal de slangenklemmen aan beide zijden van het
filter los en haal de brandstofleidingen van het filter
los.
Afbeelding 33
1. Brandstofvoorfilter
2. Slangenklemmen
4.
Schuif de slangenklemmen op de brandstof-
leidingen. Druk de brandstofleidingen op het brand-
stoffilters en zet ze vast met de slangenklemmen.
Zorg ervoor dat de pijl op de zijkant van het filter in
de richting van de injectiepomp wijst.
GEVAAR
Omdat diesel brandbaar is, dient u voorzichtig te werk
te gaan als u deze opslaat of ermee omgaat. Rook niet
terwijl u de brandstoftank bijvult. Vul de brandstoftank
niet bij terwijl de motor loopt, heet is of als de machine
in een afgesloten ruimte staat. Vul de brandstoftank
altijd buiten bij en verwijder eventueel gemorste diesel
voordat de motor wordt gestart. Bewaar de brandstof in
een schone, goedgekeurde container en houd de dop op
zijn plaats. Gebruik diesel uitsluitend als brandstof en
niet voor enig ander doeleinde.
HET ONTLUCHTEN VAN DE
INJECTORS (Afb. 34)
NB: Deze procedure dient uitsluitend toegepast te
worden indien het brandstofsysteem door middel van
normale ontluchtingsmethodes is ontlucht en de motor
niet start; zie Het ontluchten van het brandstofsysteem.
Onderhoud
27