Het toestel is met een waarschuwings-
systeem uitgerust, waardoor de tempe-
ratuur in het toestel niet ongemerkt kan
stijgen of dalen en de wijn daardoor
schade kan oplopen.
Temperatuuralarm
Wordt de temperatuur in een tempera-
tuurzone te hoog of te laag, dan
weerklinkt er een waarschuwingssig-
naal en knippert tegelijkertijd de tempe-
ratuurindicator van de betreffende tem-
peratuurzone.
De ingestelde temperatuur bepaalt
wanneer het toestel een temperatuur-
bereik als te warm of te koud herkent.
Het akoestische en optische signaal
wordt ook altijd gegeven,
– wanneer u het toestel inschakelt,
voor zover de temperatuur in het toe-
stel te sterk afwijkt van de ingestelde
temperatuur.
– wanneer zich een lange stroomon-
derbreking heeft voorgedaan.
– als bij het herschikken en uitnemen
van flessen te veel warme kamer-
lucht binnenstroomt.
Deuralarm
Als de toesteldeur langer dan ca.
60 seconden open blijft staan, weer-
klinkt het waarschuwingssignaal.
Waarschuwingssignaal
Waarschuwingssysteem
inschakelen
Het waarschuwingssysteem is altijd au-
tomatisch actief. Het moet niet extra
worden ingeschakeld.
Waarschuwingssignaal
vroegtijdig uitschakelen
Zodra de ingestelde temperatuur in het
toestel is bereikt, stopt het waarschu-
wingssignaal en de betreffende
temperatuurindicator brandt constant.
Als het waarschuwingssignaal u stoort,
kunt u het vroeger uitschakelen.
^ Druk op de uitschakeltoets voor het
waarschuwingssignaal.
Het waarschuwingssignaal stopt. De
betreffende temperatuurindicator
knippert tot de alarmtoestand is be-
ëindigd. Daarna brandt hij constant
en is het waarschuwingssysteem op-
nieuw gereed voor gebruik.
29