3. Stel met de schuifbalk de afdrukresolutie Fast (300 dpi) of
Fine (600 dpi) in en geef de andere instellingen op. Klik op
voor meer informatie over de instellingen.
4. Klik op OK om de instellingen toe te passen en terug te keren
naar het dialoogvenster Basic Settings. Klik op Cancel om
terug te gaan naar het dialoogvenster Basic Settings zonder
de instellingen toe te passen.
Instellingen opslaan
Selecteer het keuzerondje Advanced en klik op Save Settings in
het dialoogvenster Basic Settings om de aangepaste instellingen
op te slaan. Het dialoogvenster Custom Settings verschijnt.
Typ een naam voor de aangepaste instellingen in het vak Name
en klik op Save. De instellingen worden weergegeven in de lijst
rechts van het keuzerondje Automatic in het dialoogvenster Basic
Settings.
Opmerking:
Voor de aangepaste instellingen kunt u niet de naam van een
voorgedefinieerde instelling gebruiken.
Als u een aangepaste instelling wilt verwijderen, selecteert u het
keuzerondje Advanced en klikt u op Save Settings in het
dialoogvenster Basic Settings. Vervolgens selecteert u de gewenste
instelling in het dialoogvenster User Settings en klikt u op Delete.
U kunt voorgedefinieerde instellingen niet verwijderen.
Als u een instelling in het dialoogvenster Advanced Settings
wijzigt en een van de aangepaste instellingen is geselecteerd in
de lijst Advanced Settings in het dialoogvenster Basic Settings,
wordt de geselecteerde instelling in de lijst gewijzigd in User
Settings. De aangepaste instelling die eerder was geselecteerd,
wordt hierdoor niet beïnvloed. Selecteer de instelling opnieuw in
de huidige lijst met instellingen om terug te gaan naar de
aangepaste instelling.
Printersoftware gebruiken in Macintosh
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
4
125