8.1.2 Montage
1. Bevochtig de O-ring (pos. 13) met een zeepop-
lossing en plaats deze in de uitsparing aan de
zuigzijde van de ejector (pos. 14).
2. Plaats de ejector in de pompmantel (pos. 16).
Controleer dat de O-ring (pos. 13) op de juiste
wijze wordt geplaatst aan de kraag van de zuig-
opening van de mantel.
3. Bevochtig de O-ring (pos. 31) met een zeepop-
lossing en plaats deze op de ejector.
4. Bevochtig de afdichtring (pos. 91) met een zeep-
oplossing, plaats deze in de uitsparing van de
ejector en draai deze tegen de stop.
5. Bevestig de pompmantel met de ejector aan het
lantaarnstuk. Controleer of de O-ring (pos. 31)
goed gepositioneerd is.
6. Monteer de beugel (pos. 92) om de pompmantel,
plaats de schroef en moer en draai deze stevig
vast.
7. Plaats de plug (pos. 25) of het ejectorventiel
(pos. 25a) terug. Controleer of het ejectorventiel
in pos. 1 staat. Zie afb. 4. Draai de plug of het
ejectorventiel met de hand vast.
Vermeld bij het bestellen van reserveonderdelen het
positienummer uit afb.
6
het typeplaatje van de pomp.
Afb. 6
Opengewerkte tekening van de jetpomp
De pomp die is weergegeven in afb.
N.B.
afwijken van de werkelijke uitvoering.
6
en de pompgegevens van
6
kan
Afb. 7
Reinigen van de waaier
8.2 Bescherming tegen vorst
Als de pomp niet wordt gebruikt tijdens
Voorzichtig
vorstperioden, dient deze te worden afge-
tapt om schade te voorkomen.
Voor het aftappen van de pomp: verwijder de plug
(P) en de plug of het ejectorventiel (V). Zie afb. 8.
P
V
Afb. 8
Aftappen van de pomp
Waarschuwing
Zorg ervoor dat de ontsnappende warme
of koude vloeistof geen personen kan ver-
wonden of schade kan toebrengen aan de
apparatuur.
Plaats de pluggen terug en draai ze met de hand
vast.
20
°C
10
0
-10
-20