Bedieningsinstructies
9.
DUO-wegschakelmechanisme (optie) instellen
9.1.
Rechtsdraaiend sluiten
Afb. 11: Elektrische aansluiting
Richting DICHT (zwart veld) instellen
Richting OPEN (wit veld) instellen
Elke gewenste toepassing kan worden ingeschakeld of uitgeschakeld door
middel van twee tussenstandschakelaars.
Gebruik bij het instellen van het schakelpunt (tussenstand)
dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf.
De hieronder vermelde beschrijving geldt voor de uitvoering "rechts-
draaiend sluiten", d.w.z. de aangedreven as draait bij het sluiten van de
afsluiter met de wijzers van de klok mee.
Aanduiding in het schakelschema:
APG- -AP... voor „rechtsdraaiend sluiten".
Afb. 12: Meld- en stuureenheid (hier als voorbeeld met schaalverdeling 1 tot 8)
WDR
F
E
WDL
.
.
Afsluiter in de gewenste tussenstand brengen.
Sluit via de wegschakelaar WDR een universeelmeter aan op de elektri-
sche aansluiting (afbeelding 11). Bij een standaarduitvoering worden
daarvoor de stekkerstiften C2 en C4 gebruikt (zie ook meegeleverde
.
aansluitschema).
Instelspindel E (afbeelding 12) continu ingedrukt houden en met behulp
van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; daarbij op
schakelnok F letten.
Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de schakelnok F
steeds 90° verder, totdat de wegschakelaar WDR bediend wordt. De aan-
gesloten universeelmeter meldt het aanspreken van de microschakelaar.
Vervolgens niet meer draaien en de instelspindel loslaten.
Indien per ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het verder springen van
de schakelnok), de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de
instellingsprocedure herhalen.
Let op: instelspindel E moet na de instellingsprocedure door veerkracht
weer terugspringen.
.
Sluit via de wegschakelaar WDR een universeelmeter aan op de elektri-
sche aansluiting (afbeelding 11). Bij een standaarduitvoering worden
daarvoor de stekkerstiften D2 en D4 gebruikt (zie ook meegeleverde
.
aansluitschema).
Instelspindel G (afbeelding 12) continu ingedrukt houden en met behulp
van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; daarbij op
schakelnok H letten.
Onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de schakelnok H
steeds 90° verder, totdat de wegschakelaar WDL bediend wordt. De aan-
gesloten universeelmeter meldt het aanspreken van de microschakelaar.
Vervolgens niet meer draaien en de instelspindel loslaten.
Indien per ongeluk te ver gedraaid is (ratelen na het verder springen van
de schakelnok), de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de
instellingsprocedure herhalen.
Let op: instelspindel G moet na de instellingsprocedure door veerkracht
weer terugspringen.
Wegschakelmechanisme WSH 10.1 – WSH 16.1
G
H
13