VI. WAARSCHUWINGEN: VALLEN & KANTELEN
D. UITSTREKKEN OF LEUNEN
WAARSCHUWING
Als u zich uitstrekt om iets te pakken of leunt, heeft dit een effect
op het zwaartepunt van uw rolstoel. Hierdoor kunt u vallen of
kan de rolstoel kantelen. Vraag bij twijfel om hulp of gebruik een
hulpmiddel om uw bereik te vergroten.
1.
Probeer NOOIT iets te pakken of te leunen als dit betekent
dat u uw gewicht naar de buitenzijde brengt, of omhoog komt
van de zitting.
2.
Pak NOOIT iets en leun NOOIT als u in uw zitting naar voren
moet bewegen om dit te kunnen doen. Houd uw achterste
altijd in contact met de rugleuning.
3.
Probeer NOOIT iets met beide handen te pakken, hierdoor
bent u niet in staat om uzelf op te vangen en een val te
voorkomen als de rolstoel kantelt.
4.
Leun NOOIT en probeer nooit iets te pakken via de
achterzijde, tenzij de anti-tip wielen van uw rolstoel in positie
vergrendeld zijn.
5.
Pak NIETS en leun NIET over de bovenkant van de
rugleuning. Hierdoor kan één of kunnen beide stangen van de
rugleuning beschadigd raken, waardoor u kunt vallen.
6.
Als u toch moet iets moet pakken of wilt leunen:
a. Vergrendel dan niet de achterwielen. Hierdoor ontstaat een
kantelpunt, en dit maakt de kans op een val of kanteling
groter;
b. Plaats geen druk op de voetsteunen.
OPMERKING: Wanneer u naar voren leunt, veroorzaakt dit druk
op de voetsteunen. Hierdoor kan uw rolstoel naar voren kantelen,
als u te ver naar voren leunt.
c. Rij uw rolstoel zo dicht mogelijk bij het voorwerp dat u wilt
pakken.
d. Probeer niet een voorwerp op te pakken van de vloer
door tussen uw knieën naar beneden te reiken. De kans
op kantelen is kleiner als u iets pakt via de zijkant van uw
rolstoel.
e. Draai de voorwielen totdat ze zo ver als mogelijk is,
voorwaarts zijn. Hierdoor wordt de stoel stabieler.
OPMERKING: Om dit te doen: Rijd uw rolstoel voorbij het
voorwerp dat u wilt pakken, rij vervolgens achteruit tot u er naast
staat. Door het achterwaarts rijden, komen de voorwielen in
voorwaartse stand te staan.
f. Pak met één hand een achterwiel of de armleuning stevig
vast. Dit kan helpen een val te voorkomen mocht de rolstoel
kantelen.
Wanneer u deze waarschuwingen niet in acht neemt, kan dit
leiden tot schade aan de rolstoel, vallen, kantelen, of verlies van
controle over de rolstoel. Bovendien kan het leiden tot ernstig
letsel van de rolstoelgebruiker of anderen.
930457 Rev. C
E. ACHTERWAARTS RIJDEN
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig wanneer u uw rolstoel achterwaarts rijd. Uw
rolstoel is het meest stabiel wanneer u zelf voor de voorwaartse
beweging zorgt. U kunt de controle verliezen of kantelen wanneer
een van de achterwielen tegen een voorwerp aanrijdt en niet meer
doorrolt.
1.
Beweeg uw rolstoel langzaam en rustig voorwaarts.
2.
Als uw rolstoel van anti-tip wielen is voorzien, vergrendelt u deze
op zijn plaats.
3.
Stop vaak en controleer of het pad vrij is van obstakels.
Wanneer u deze waarschuwingen niet in acht neemt, kan dit leiden
tot schade aan de rolstoel, vallen, kantelen, of verlies van controle
over de rolstoel. Bovendien kan het leiden tot ernstig letsel van de
rolstoelgebruiker of anderen.
F. OPRIJPLATEN, HELLINGEN, GLOOIINGEN
Wanneer u op een hellend of glooiend oppervlak rijdt, verandert het
zwaartepunt van uw rolstoel. Uw rolstoel is minder stabiel wanneer
hij zich in een hoek bevindt. Anti-tip wielen kunnen niet altijd
voorkomen dat de rolstoel omvalt of kantelt.
1.
Gebruik uw rolstoel niet op hellingen steiler dan 10%. (Een
helling van 10% betekent dat er één meter stijging is voor iedere
tien meter lengte van de helling).
2.
Ga altijd via een zo recht mogelijke lijn naar boven of beneden.
(Snij geen hoeken af op een helling of oprijplaat).
3.
Draai niet om en verander niet van richting op een helling.
4.
Blijf altijd in het MIDDEN van de oprijplaat. Controleer of de
oprijplaat breed genoeg is zodat u geen risico loopt dat een wiel
over de rand gaat.
5.
Stop niet op een steile helling Als u stopt, kunt u de controle
over uw stoel verliezen.
6.
Gebruik NOOIT de achterwielvergrendeling om te proberen de
rolstoel langzamer te laten gaan of te doen stoppen. Hierdoor zal
uw rolstoel waarschijnlijk naar links of rechts uitwijken en raakt u
de controle kwijt.
7.
Let op:
a. Bij natte of gladde oppervlaktes;
b. Bij een verandering in het hellingspercentage in een helling (of
een richel, een bult of kuil). Dit kan ertoe leiden dat u met de
rolstoel valt of omkantelt.
c. Plotseling verval aan het einde van een helling Een plotseling
verval zo klein als een centimeter kan het zwenkwiel doen
stoppen waardoor de rolstoel naar voren kantelt.
8.
Om het risico op een val of kanteling te voorkomen:
a. Leun met uw lichaam VOOROVER. Hierdoor wordt de
verandering van het zwaartepunt, die veroorzaakt wordt door een
heuvel of glooiing, opgevangen.
b. Houd druk op de hoepels om uw snelheid onder controle te
houden wanneer u naar beneden rijdt. Als u te snel gaat, kunt u
de controle verliezen.
c. Vraag altijd om hulp als u twijfelt.
10
10
NEDERLANDS
WAARSCHUWING