Transportmedia van de Grundfos pomp
De pomp is geschikt voor het circuleren van de vol-
gende media:
n
Zuivere, dunvloeibare, niet agressieve en niet
explosieve media zonder vaste of langvezelige
bestanddelen
n
Minerale olievrije koelvloeistoffen
Onthard water
n
De kinematische viscositeit van water is ϑ= 1
2
mm
/s (1 cSt) bij 20 °C. Als u de pomp voor het
transporteren van vloeistoffen met een andere vis-
cositeit gebruikt, wordt het transportvermogen van
de pomp verminderd.
Voorbeeld: Een water-glycol mengsel met 50% gly-
colaandeel heeft bij 20 °C een viscositeit van ca.
10 mm
2
/s (10 cSt). Dan is het transportvermogen
met ca. 15% verminderd.
Er mogen aan het water geen toevoegingen
worden toegevoegd die de werking van de pomp
beïnvloeden.
Bij de vervaardiging van de pomp moet rekening
worden gehouden met de viscositeit van het trans-
portmedium.
9
Koeltechnische
inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling
AANWIJZING!
De inbedrijfstelling mag alleen door speciaal
geschoold vakpersoneel uitgevoerd en gedocu-
menteerd worden.
Voor de inbedrijfstelling van de totale installatie
moeten de gebruikshandleidingen van de bin-
nenunit en de buitenunit worden opgevolgd.
AANWIJZING!
De lokale stroomvoorziening van elke warmte-
pompmodule moet 24 uur voor de technische
apparaatoverdracht worden ingeschakeld!
Nadat alle onderdelen zijn aangesloten en getest,
kan de installatie in bedrijf worden genomen. Voor
een correcte werking moet voor de overdracht aan
de exploitant een functionele controle worden uit-
gevoerd, om eventuele onregelmatigheden tijdens
bedrijf te kunnen constateren. Deze controle is
afhankelijk van de gemonteerde binnenunit. In de
gebruikshandleiding van de in bedrijf te nemen bin-
nenunit is de werkwijze vastgelegd.
Functionele controle en proefdraaien
Controleer de volgende punten:
n
Dichtheid van het koelcircuit
n
Gelijkmatige loop van compressor en venti-
lator.
n
Afgifte van koude lucht bij verwarmingsbedrijf.
n
Werking van alle programmaverlopen contro-
leren.
n
Controle van de oppervlaktetemperatuur van
de zuigleiding en bepaling van de verdamper-
oververhitting. Houd voor een temperatuurme-
ting de thermometer op de zuigleiding en trek
van de gemeten temperatuur, de op mano-
meter afgelezen kookpunttemperatuur af.
n
De gemeten temperaturen in het inbedrijfstel-
lingsprotocol noteren.
51