REMKO serie LWM
14,0
Totale warmtebehoefte
Verwarmingsvermogen conform DIN EN 12831
Norm-buitentemperatuur
Afb. 30: Verwarmingsvermogendiagram van de warmtepomp LWM
Monobloc warmtepomp
De REMKO inverter-warmtepomp is middels
watervoerende leidingen met het huis verbonden.
De watervoerende leidingen moeten vorstbe-
stendig worden gelegd. Als dit bouwkundig niet
mogelijk is, moeten andere maatregelen worden
getroffen om de vorstbestendigheid te waarborgen,
bijv. glycol, hulpverwarmingen enz.
34
Bivalantiepuntbepaling bij aanvoertemperatuur 35 °C
n-max
Bivalentiepunt -3 °C
REMKO invertertechniek
De compressor van de warmtepomp is voorzien
van een toerentalregeling die automatisch op de
behoefte wordt afgestemd. De vermogensregeling
van conventionele warmtepompen kent slechts
twee toestanden „AAN" (vol vermogen) en
„UIT" (geen vermogen). Deze warmtepompen
gaan aan als de temperatuur onder een bepaalde
waarde zakt, en gaan uit als deze temperatuur
weer is bereikt. De vermogensregeling van de
REMKO monobloc-warmtepomp gebeurt module-
rend en wordt aangepast aan de werkelijke
behoefte. In de elektronica is een frequentieom-
vormer opgenomen, die het toerental van de com-
pressor en de ventilator naar behoefte regelt. Bij
vollast draait de compressor met een hoger toe-
rental dan bij deellast. De lagere toerentallen
zorgen voor een langere levensduur van de com-
ponenten, betere prestaties en minder lawaai.
Lagere toerentallen betekenen verder minder ener-
gieverbruik (stroom) en een langere gebruiksduur.
D.w.z.: Tijdens de koude periode van het jaar
zullen de monobloc-warmtepompen praktisch altijd
blijven draaien. En dit bij maximaal rendement.
Nominale frequentie
Buitentemperatuur [°C]