Voorvullen van de brandstoftoevoermodule
De brandstoftoevoermodule (fuel supply module, FSM) heeft geen ontluchtingsopening naar buiten. De lucht
in de FSM, brandstofleidingen en brandstofrail wordt iets samengedrukt als de contactsleutel voor de eerste
keer naar AAN wordt gedraaid als het brandstofsysteem droog of afgetapt is. Als de contactsleutel onder
deze omstandigheden opnieuw naar AAN wordt gedraaid, wordt de lucht niet verder samengedrukt om het
voorvullen van de FSM te voltooien. Als de contactsleutel te vaak naar AAN wordt gedraaid, zullen de
brandstofpompen uiteindelijk beschadigd raken. De in de FSM ingesloten lucht moet worden afgevoerd om
het brandstofsysteem voor te vullen. U kunt dit doen door een gereedschap aan te sluiten op het
Schraderventiel van de brandstofrail en het systeem snel in een goedgekeurde bak te legen, of door de motor
te tornen.
DE FSM VOORVULLEN MET EEN ONTLUCHTINGSGEREEDSCHAP
Het gebruik van ontluchtingsgereedschap voor het voorvullen van de FSM geniet de voorkeur maar is niet
altijd doenlijk. Het gaat erom alle lucht uit het brandstofsysteem te verwijderen via een
ontluchtingsgereedschap dat is aangesloten op het Schraderventiel van de brandstofrail. Als de contactsleutel
naar AAN wordt gedraaid, wordt de stortklep geopend en kan de lucht uit de FSM en brandstofrail worden
verwijderd. Deze methode moet worden gebruikt op boten waarvan het brandstoftoevoersysteem op de
buitenboordmotor veel weerstand geeft, een nauwe antihevelklep omvat of een relatief veel brandstof bevat
doordat de brandstoftoevoerleiding lang is of deze een waterscheidend brandstoffilter bevat. Als er een
pompbal voor voorvulling is geïnstalleerd, kan deze tijdens het luchten worden gebruikt zodat de motor
sneller kan worden gestart.
1.
Controleer of de buitenboordmotor verticaal rechtop staat.
2.
Controleer of de brandstofslang van de boot is aangesloten op de brandstofinlaatfitting van de
buitenboordmotor.
3.
Sluit een brandstofdrukmeter aan op het Schraderventiel van de brandstofrail.
4.
Leg de afvoerslang van de brandstofdrukmeter in een geschikte bak om de overtollige brandstof op te
vangen.
5.
Open de ontluchtingsklep van de brandstofdrukmeter en draai de contactsleutel naar AAN. De
brandstofpompen draaien nu circa vijf seconden.
6.
Draai de contactsleutel naar UIT en weer naar AAN. De brandstofpompen draaien nu circa vijf
seconden. Blijft de contactsleutel naar UIT en weer naar AAN draaien totdat de afgevoerde brandstof
relatief weinig luchtbellen meer bevat.
NB: Als het brandstofsysteem van de buitenboordmotor ook na 15 keer verdraaien van de contactsleutel niet
ontlucht is, controleer dan op lekken in de brandstofleiding naar de buitenboordmotor. Repareer naar vereist.
Als er geen lek is, kan dat betekenen dat het brandstoftoevoersysteem naar de buitenboordmotor te veel
weerstand oplevert. Verhelp de situatie en probeer het nogmaals.
7.
Verwijder de brandstofdrukmeter.
8.
Draai de contactsleutel naar AAN. Start de motor wanneer de brandstofpompen gestopt zijn met
draaien. De motor zal bij de eerste poging soms niet meteen starten. De motor zal nog maximaal twee
minuten onregelmatig stationair draaien, totdat alle resterende lucht uit het brandstofsysteem is
verwijderd.
DE FSM VOORVULLEN (BRANDSTOF OPGERAAKT)
Het gebruik van ontluchtingsgereedschap voor het voorvullen van de FSM geniet de voorkeur maar is niet
altijd doenlijk. Als het brandstofsysteem aan boord geen brandstof bevat, kan dit zonder gereedschap
voorgevuld worden. Het gaat erom alle lucht via de brandstofverstuivers uit het brandstofsysteem te
verwijderen tijdens het tornen van de motor, zodat de brandstof in de brandstofmodule kan stromen. Deze
methode kan worden gebruikt op boten waarvan het brandstoftoevoersysteem op de buitenboordmotor
minder weerstand biedt en relatief weinig brandstof bevat: een korte brandstoftoevoerleiding, geen
waterscheidend brandstoffilter of een waterscheidend brandstoffilter dat al voorgevuld is. Als er een pompbal
voor voorvulling is geïnstalleerd, kan deze tijdens het luchten worden gebruikt zodat de motor sneller kan
worden gestart.
1.
Controleer of de buitenboordmotor verticaal rechtop staat.
nld
BEDIENING
51