Hoofdstuk 5
5.7 Elektrische aansluitingen
5.7.1 Aansluiten netvoeding
In de schakelkast is een 3-polige plaatconnector gemonteerd,
waar een bijgeleverde steker voor de netvoeding op aangesloten
kan worden (zie figuur 16). Deze steker moet aan een kabel met
3-aders gemonteerd worden volgens het bedradingsschema para-
graaf 10.1. De kabel met 3-aders moet door een blinde tule in de
mantel van het toestel worden geleid, bij voorkeur op de daar-
voor aangegeven plaats in figuur 14 (paragraaf 5.4.1); een uitvoer
aan de linkerzijde is eventueel ook mogelijk. Aan de andere zijde
moet de kabel aangesloten worden op met een elektrische
voeding 230 V~50 Hz met aardleiding. De aansluiting daarvoor
kan zijn een dubbelpolige werkschakelaar met aardcontact of
een wandcontactdoos met randaarde. Bij toepassing van een
wandcontactdoos dient deze te allen tijde bereikbaar te zijn.
Aanbevolen wordt deze voeding aan te sluiten op een aparte
eindgroep, gezekerd met 16A(T) traag. De elektrische installatie
dient te voldoen aan NEN 1010 en aan de eisen van het plaatse-
lijke Energiebedrijf.
5.7.2 Aansluiten en plaatsen ruimtethermostaat
De Allure-serie wordt geleverd zonder de bijbehorende module-
rende ruimtethermostaat.
Deze moet apart worden besteld.
Om alle functies optimaal te kunnen benutten, dient de Brink
modulerende thermostaat te worden aangesloten. Een andere
modulerende ruimtethermostaat functioneert niet in combinatie
met de elektronische regeling van het toestel. De ruimtethermo-
staat wordt aangesloten op aansluiting C. Hier kan ook een
aan/uit ruimtethermostaat met een potentiaalvrij contact op
worden aangesloten.
Deze regeling staat beschreven in paragraaf 4.3 en 4.4.
Als verbindingskabel tussen de ruimtethermostaat en de bestu-
ringsunit moet een zwakstroomkabel 24 V worden gebruikt met
2-aders, koperdoorsnede minimaal 0,8 mm
mostaatkabel is doorgevoerd door een blinde tule in de mantel
van het toestel, kan de ruimtethermostaatkabel met de meegele-
verde 2-polige steker worden aangesloten op de schakelkast (zie
figuur 17). Omwisseling van de thermostaatkabelaansluitingen op
de steker heeft geen invloed op de werking van het toestel.
Het instellen van de modulerende ruimtethermostaat staat
beschreven in de handleiding van de ruimtethermostaat.
Het doorverbinden van deze thermostaataansluitingen ziet de
regeling als een aangesloten aan/uit thermostaat.
Het modulerende karakter van de regeling gaat hierbij verloren.
22
2
. Nadat de ruimtether-
Allure
6e druk december 2003
Figuur 16: Aansluiting voedingskabel
A = Connector voeding 230 volt
B = Schakelkast
Figuur 17: Aansluiting ruimtethermostaatkabel
B = Schakelkast
C = Connector ruimtethermostaatkabel
Neem bij het plaatsen van de ruimtethermostaat de volgende
punten in acht:
• Monteer:
- de ruimtethermostaat waterpas,
- ongeveer 1,65 meter boven de vloer,
- goed bereikbaar voor de normale
luchtcirculatie in het vertrek,
- niet tegen de buitenmuur,
• Stel de ruimtethermostaat niet bloot aan:
- invloeden van vensters
- zonnestralen
- tocht van deuren
- lucht uit luchtroosters
- elektrische apparaten die warmte
ontwikkelen
Installeren
4164-A
4165-A