12. U controleert de schuinstand van de maaimachine door
de afstand tussen de onderkant van de maaimachine
(middenvoor en middenachter) en de vlakke ondergrond
te meten (Fig. 50). Als de voorkant niet 3–10 mm lager
staat dan de achterkant, is bijstelling vereist.
1
1
Figuur 50
1. Afstand middenvoor
meten
13. Draai de bevestigingsbouten aan de voorkant een beetje
los (Fig. 51).
1
2
Figuur 51
1. Bevestigingsbout
14. Draai de moeren van de oogbouten om de afstelling te
veranderen (Fig. 51).
Opmerking: Om de voorkant van de maaimachine
hoger te zetten, draait u de moeren van de oogbouten
vaster; Om de voorkant lager te zetten, draait u de
moeren van de oogbouten losser.
15. Nadat u beide oogbouten gelijkmatig hebt afgesteld,
controleert u nogmaals de schuinstand van de maai-
machine. Stel de moeren indien nodig bij, totdat de
voorste punt van het maaimes 0–9 mm lager staat dan
de achterste punt (Fig. 51).
16. Als de schuinstand correct is, draait u de
bevestigingsbouten vast (Fig. 51).
2
m-1892
2
2. Afstand middenachter
meten
m-4634
1
2. Moer van oogbout
37
17. Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals
controleren of de maaimachine horizontaal staat; zie
Maaimachine horizontaal stellen, blz. 35.
Onderkant van maaimachine
wassen
Telkens nadat u de maaimachine heeft gebruikt, moet u de
onderkant van de machine wassen om te voorkomen dat er
zich gras verzamelt. Hierdoor wordt gras beter fijn gemaakt
en het maaisel beter verstrooid.
1. Parkeer de machine op een stevig, horizontaal
oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit.
3. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
4. Verwijder het contactsleuteltje.
5. Bevestig de snelkoppeling (niet meegeleverd) aan de
wasaansluiting van de maaimachine en draai de
waterkraan helemaal open (Fig. 52).
Figuur 52
1. Wasaansluiting
2. Snelkoppeling (niet
meegeleverd)
Opmerking: Smeer petrolatum op de O-ring van de
wasaansluiting om de koppeling gemakkelijker te
bevestigen en de O-ring te beschermen.
6. Zet het maaidek in de laagste maaistand.
7. Neem plaats op de bestuurdersstoel en start de motor.
8. Schakel de aftakas in en laat de motor van de machine
één tot drie minuten lopen.
9. Schakel de aftakas uit.
10. Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende delen
tot stilstand gekomen zijn.
11. Verwijder het contactsleuteltje.
12. Draai de kraan dicht en maak de koppeling los van de
wasaansluiting en de slang.
13. Laat de motor opnieuw één à drie minuten lopen om het
overtollig water te verwijderen.
3
2
1
m-2921
3. Slang