Inhoudsopgave
Advertenties
INSTALLATIE
Installatie
Aansluiting van de verwarmingskring
Aansluitvoorbeelden,
zie bladzijden 11/17
Veiligheidsklep
Het vullen en dichtheidstest van de
installatie
Condenswater
Opgelet!
Schets. 5 Hydraulische weerstand
20
De ketel mag pas in een ruimte geplaatst worden enkel en alleen als deze
ruimte beantwoordt aan de voorschriften betreffende de ventilatie van een
stookplaats. (enkel in toepassing van een schoorsteenaansluiting B23)
De verwarmingskring aansluiten op de aanvoer en de retour van de ketel
met behulp van de draadkoppelingen. Een soldeer- of lasaansluiting is niet
toegelaten (verval van de garantie!).
Het monteren van een filter op de retour is aanbevolen. Bij oude installaties
moeten de leidingen, vóór de aansluiting op het toestel, zorgvuldig
gespoeld worden.
Op de aanvoer en de retour moet een afsluitkraan geplaatst worden.
Bij open installaties een veiligheids- aanvoer en retourleiding voorzien. Bij
een gesloten installatie een drukexpansievat met een veiligheidsklep
voorzien. De leiding tussen het toestel en de veiligheidsklep mag niet
kunnen afgesloten worden. Het is verboden er pompen , kranen of
vernauwingen er op te monteren. De afvoerleiding van de veiligheidsklep
moet al dusdanig gerealiseerd worden, dat er bij een werking van de
veiligheidsklep er geen druksverhoging kan ontstaan. De afvoerbuis mag
niet in open lucht uitgeven, het uiteinde ervan moet vrij en zichtbaar zijn.
Een eventueel er uit ontsnappend verwarmingwater moet zonder gevaar
kunnen afgevoerd worden.
De verwarmingsinstallatie met water vullen (zie opmerkingen bladzijde 3).
De installatie op dichtheid controleren( maximale proefdruk: 4 bar).
Een directe afvoer naar het huishoudelijk rioleringsysteem is slechts
toegelaten indien de afvoerleidingen corrosiebestand zijn (bv buizen uit PP
en andere). Indien dit niet het geval is, moet een neutralisatiesysteem
CHAPPÉE geïnstalleerd worden(accessoires).
Het condenswater moet vrij in een trechter kunnen aflopen. Het is verplicht
om tussen deze trechter en het rioleringsyteem een sifon te plaatsen. De
afvoerslang van het condenswater van het toestel moet langs de linkerzijde
naast de retour uit het toestel uitmonden.
Vóór de indienststelling, de condenswateropvanger in het toestel met water
vullen. Hiervoor zal men vóór de plaatsing van de rookgasafvoerbuis, de
rookgasafvoeraansluiting met 0,25 l water vullen.
Waterdebiet kg/h
Ketel 50 kW
Ketel 70 kW
Advertenties
Inhoudsopgave
