Symptoom
Alle motoren reageren als er één ERC-hendel wordt bewogen.
De ERC-bediening, joystick en het stuurwiel werken niet.
De boot vaart vooruit maar kan niet snel achteruit varen.
Stuursysteem
Symptoom
Het stuurwiel bestuurt de boot maar werkt zonder
eindpunten.
Het stuurwiel bestuurt de boot niet.
De besturing werkt maar de boot reageert traag.
Het stuurwiel draait voorbij het eindpunt.
Onderdelen van de DTS-trackpad
NB: Zie Elektronische afstandsbedieningen voor nog meer situaties waarbij de ERC en trackpad betrokken zijn.
Symptoom
De bootbesturing blijft in de
aanlegmodus hangen.
De bootbesturing blijft in de Alleen-
gasmodus hangen.
De bootbesturing blijft in de Enkele-
hendelmodus hangen.
Automatische piloot
Symptoom
De modus Track Waypoint werkt niet.
Skyhook
Symptoom
Controleer of VesselView is ingeschakeld. VesselView moet worden ingeschakeld om Skyhook te laten werken.
Controleer de werking van het GPS. Zet de contactsleutels op Uit en weer op Aan als de unit is blijven hangen.
Skyhook werkt niet.
Controleer of er ten minste twee motoren (een aan bakboord en een aan stuurboord; zie OPMERKING hieronder) draaien. Start de motor
of motoren.
NB: Voor werking van Skyhook moeten er ten minste twee motoren draaien. Op toepassingen met drie motoren moeten dit
de twee buitenste motoren zijn. Op toepassingen met vier motoren kan dit elke combinatie van ten minste een bakboord-
en een stuurboordmotor zijn (m.a.w. twee buitenste of twee binnenste motoren, of bakboord binnen en stuurboord buiten
dan wel bakboord buiten en stuurboord binnen).
90-8M0112088
JULI 2015
nld
Overtuig u ervan dat de afmeermodus en de cruisecontrol niet zijn ingeschakeld.
Kijk naar de Enkele-hendelknop op de DTS-trackpad. Zet als het lampje brandt de hendels
in neutraal en druk op 1 LEVER om de functie uit te schakelen.
Druk op TRANSFER op de DTS-trackpad om de besturingsfunctie op het roer te herstellen.
(Alleen op boten met meerdere roeren.)
Trim de motoren omlaag.
De contactsleutel aan stuurboord staat op Uit. Zet de contactsleutel op Aan.
Controleer de stroomverbreker van het voedingscircuit aan stuurboord. Zet de stroomverbreker terug
als hij is doorgeslagen.
Neem gas terug en schakel over op joystickbediening om te sturen. Kijk of er storingen worden
weergegeven op de VesselView.
Controleer alle zekeringen op de motor, bij het roer en bij de accu. Controleer of alle
stroomverbrekers zijn gesloten en zet ze zo nodig terug.
Controleer de draadboomconnectors in de stuuractuators.
Controleer het stuurvloeistofpeil en vul bij naar vereist.
Neem contact op met uw erkende Mercury Marine-dealer voor service.
Controleer de trimstand. Stel bij naar vereist.
Controleer of alle motoren werken.
Zet de contactschakelaars van de motoren op Uit en weer op Aan.
Controleer het stuurvloeistofpeil en vul bij naar vereist.
Neem contact op met uw erkende Mercury Marine-dealer voor service.
Zet de contactsleutel naar Uit en weer naar Aan om de zelfcentrering van het stuurwiel te herstellen
en de storingscode te wissen.
Als de trackpadfuncties zijn ingeschakeld terwijl de motoren draaien en een van de motoren afslaat of wordt
uitgeschakeld, wordt de trackpad in die functie vergrendeld. Start de motor en sluit de functie af.
Controleer of de kaartplotter is ingeschakeld.
Controleer of de kaartplotter beschikt over een actief routepunt.
Controleer of de vaarsnelheid vooruit meer is dan 2,6 knopen (3 mph).
Controleer of de kaartplotter communiceert met VesselView. Vergelijk de namen van routepunten. Deze moeten
hetzelfde zijn.
Controleer of het stuurwiel eindarreteerstanden heeft. Zie als er geen eindarreteerstanden zijn de paragraaf
Stuursysteem.
Controleer de werking van het GPS. Schakel de kaartplotter uit en controleer breedte en lengte op VesselView.
Hoofdstuk 3 - Problemen oplossen
Oplossing
Oplossing
Oplossing
Oplossing
Oplossing
Bladzijde 37