Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Functies Voor Joystickbesturing; Functies Van De Autopilot-Trackpad - Mercury Marine Joystick Piloting for Outboards Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Hoofdstuk 1 - Vertrouwd raken met de joystickbesturing voor buitenboordmotoren
Als u op een knop met een aan/uit-pictogram drukt terwijl het lampje van die knop uit is, gaat het lampje voor de knop
branden, klinkt er een enkele pieptoon en gaat het actief-lampje branden.

Functies voor joystickbesturing

De joystickbesturing (Joystick Piloting for Outboards) is een geheel geïntegreerd systeem met een GPS-sensor, een
elektronisch kompas, een VesselView-display en een Autopilot-trackpad. In het systeem moet een door de bootbouwer of
klant te leveren, met NMEA-2000 compatibele kaartplotter worden opgenomen om alle functies van de joystickbesturing
voor buitenboordmotoren te kunnen gebruiken. De onderdelen van het systeem communiceren via een controller area
network (CAN) met elkaar en met de systeemcontrollers.
Er is geen Autopilot van de vervangingsmarkt nodig.
Voorkom ernstig letsel als gevolg van botsingen met andere boten, vastvaren of het raken van objecten in het water.
Wees altijd erg oplettend, wanneer de boot in een Precision Pilot-modus actief is. Het Precision Pilot-systeem kan niet
adequaat reageren bij botsingen met andere boten, ondiep water of objecten in het water.
De operator bedient de hier vermelde functies met de Autopilot-trackpad.
b
g
f

Functies van de Autopilot-trackpad

Functie
Skyhook
NB: Voor werking van Skyhook moeten er ten minste twee motoren draaien:
Draaien van < en >
NB: Als u de joystick naar bak- of stuurboord verstelt totdat u een pieptoon hoort, verandert dit de koers met 1°.
Waypoint Sequence
(reeks
bestemmingspunten)
Track Waypoint
(bestemmingspunt
volgen)
Response
Auto Heading
(automatische koers)
Bladzijde 10
a
d
e
51876
Beschrijving
Schakelt het Skyhook positiecontrolesysteem in en uit. Deze modus is alleen beschikbaar als de joystick in het midden staat, er
ten minste twee motoren draaien (zie OPMERKING), de GPS- en de koerssensor beschikbaar zijn en de hendels in neutraal
staan. Als de boot afdrijft terwijl Skyhook is ingeschakeld, knippert het Skyhook-lampje totdat de boot uit zichzelf vertraagt; het
lampje brandt constant nadat Skyhook is ingesteld. Als u bijvoorbeeld naar voren afdrijft en u drukt op SKYHOOK, zullen de
aandrijvingen in achteruit gaan werken om de boot te vertragen. Dat betekent niet dat u niet verder vooruit zult afdrijven.
Wanneer de boot uit zichzelf vertraagt, wordt Skyhook geactiveerd. Skyhook wordt niet geactiveerd tijdens het varen.
Op toepassingen met drie motoren moeten dit de twee buitenste motoren zijn.
Op toepassingen met vier motoren moeten dit ten minste een bakboord- en een stuurboordmotor zijn (m.a.w. twee
buitenste of twee binnenste motoren, of bakboord binnen en stuurboord buiten dan wel bakboord buiten en stuurboord
binnen). Skyhook werkt niet als alleen de twee motoren aan stuurboord of alleen de twee motoren aan bakboord
draaien.
Telkens wanneer u op een van deze knoppen drukt, wordt de automatische koers met 10° aangepast. Dit is niet van invloed op
andere Autopilot-functies.
Hiermee wordt Waypoint Sequence ingeschakeld, waarmee de boot op een route wordt gezet met meerdere routepunten op de
kaartplotter. De routepunten moeten binnen een route liggen. Zie de gebruikershandleiding voor de kaartplotter. De functie
Waypoint Sequence is beschikbaar wanneer WAYPOINT SEQUENCE is ingedrukt, en er gegevens (een NMEA-2000-stream)
van een kaartplotter en signalen van het GPS en de koerssensor beschikbaar zijn. Waypoint Sequence volgt automatisch een
route, kondigt de aankomst bij elk routepunt aan en beweegt dan in de richting van het volgende routepunt. Om Waypoint
Sequence in te schakelen, moet u eerst Track Waypoint inschakelen, en selecteert u WAYPOINT SEQUENCE.
Routetracking is beschikbaar wanneer er gegevens (een NMEA-2000-stream) van een kaartplotter en signalen van het GPS en
de koerssensor beschikbaar zijn. De boot zal proberen vanuit de kaartplotter koers te zetten naar een routepunt of een route.
Aankomst bij het routepunt moet worden bevestigd voordat u doorvaart naar het volgende routepunt op de route (tenzij de
functie Waypoint Sequence is ingeschakeld; zie vorig item). Als de aankomst niet wordt bevestigd, schakelt de Autopilot over op
Auto Heading, met gebruik van de koers die is gebruikt om het routepunt te bereiken.
Door op de responsknop te drukken kan de bestuurder bepalen hoe agressief het systeem reageert op opdrachten tijdens
gebruik van de functies Waypoint Sequence, Track Waypoint of Skyhook.
Hierbij wordt de modus Auto Heading ingeschakeld, die de boot op een vast ingestelde koers houdt op een door de bestuurder
gekozen snelheid. De koerscontrole is beschikbaar zodra de Auto Heading-knop wordt ingedrukt en er signalen van het
elektronische kompas beschikbaar zijn. (Zie Bocht < en > voor informatie over koersaanpassing.) Voor deze functie wordt geen
gebruik gemaakt van de kaartplotter.
WAARSCHUWING
!
Autopilot-trackpad
a -
Skyhook
b -
bocht naar bak- of stuurboord
c -
Waypoint Sequence (reeks routepunten)
b
d -
Track Waypoint (routepunt volgen)
e -
Response
c
f -
Auto Heading (automatische koers)
g -
Resume (hervatten)
90-8M0112088
JULI 2015
nld

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave