Hoofdstuk 2 - Op het water
•
Het Waypoint Sequencing-lampje begint te knipperen om de bestuurder te laten weten dat men is aangekomen.
•
De in VesselView weergegeven informatie verandert.
2.
Als de koers nu veilig op het volgende routepunt kan worden ingesteld, drukt de bestuurder op WAYPOINT
SEQUENCE om het routepunt te bevestigen. De Autopilot keert de boot automatisch en kiest een nieuwe koers.
3.
Als de koers niet veilig op het volgende routepunt kan worden ingesteld, moet de bestuurder de besturing van de boot
overnemen.
BELANGRIJK: Als het routepunt niet wordt bevestigd of de bestuurder de besturing niet overneemt, hervat de
Autopilot de modus Auto Heading en wordt de huidige koers aangehouden. De Autopilot volgt deze koers totdat de
bestuurder de besturing overneemt. Als de bestuurder niet goed oplet, kan de boot tegen een ander vaartuig of een
object in het water botsen of kan hij aan de grond lopen.
4.
Als het routepunt niet wordt bevestigd, schakelt de Autopilot de modus Track Waypoint uit en wordt de huidige koers in
de modus Autopilot aangehouden.
5.
Voer aan het einde van de route een nieuw routepunt of een nieuwe route in, of neem de besturing van de boot over.
Anders hervat de Autopilot de modus Auto Heading en blijft hij varen volgens de laatste koers.
Waypoint Sequence (reeks bestemmingspunten)
BELANGRIJK: In tegenstelling tot de modus Track Waypoint zal de modus Waypoint Sequence de boot altijd automatisch
draaien na aankomst op een uitgezet routepunt.
1.
Schakel de kaartplotter in en kies een te volgen bestemmingsroute.
2.
Zet ten minste één ERC-hendel op vooruit. De modus Waypoint Sequence wordt niet ingeschakeld als beide hendels
in neutraal of achteruit staan.
3.
Als het Track Waypoint-lampje niet brandt, drukt u op TRACK WAYPOINT.
4.
Druk op WAYPOINT SEQUENCE om de modus Waypoint Sequence in te schakelen.
Bladzijde 32
51886
51887
90-8M0112088
JULI 2015
nld