Verlichting en zicht
Dek de regen-/lichtsensor midden aan de
bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel niet af. De aan de sensor
gekoppelde functies worden dan niet meer
geregeld.
Bij mist of sneeuw kan de regen-/
lichtsensor ten onrechte voldoende licht
waarnemen. De verlichting wordt dan niet
automatisch ingeschakeld.
De binnenkant van de voorruit kan
beslaan en ervoor zorgen dat de regen-/
lichtsensor niet goed werkt.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Follow me home- en
instapverlichting
"Follow me
home"-verlichting
Als de ring van de lichtschakelaar in de stand
"AUTO" staat, wordt het dimlicht bij weinig
omgevingslicht automatisch ingeschakeld zodra
u het contact uitschakelt.
U kunt deze functie inschakelen /
uitschakelen en de duur van de "follow
me home"-verlichting aanpassen in het menu
Rijverlichting / Auto op het touchscreen.
82
Instapverlichting
Wanneer de auto wordt ontgrendeld, er weinig
licht is en de functie "Automatisch inschakelen
van de koplampen" is geactiveerd, schakelt dit
systeem automatisch bepaalde lampen aan de
buitenzijde en bepaalde lampen in het interieur
in.
U kunt deze functie in- en uitschakelen en
de duur van de instapverlichting instellen
in het menu Rijverlichting / Auto van het
touchscreen.
Instapverlichting
buitenspiegels
Deze lampen verlichten de grond bij de
voorportieren zodat u gemakkelijker kunt
instappen.
Als de schakelaar van de plafonnier vóór
in deze stand staat, wordt de
instapverlichting automatisch ingeschakeld:
– als de auto wordt ontgrendeld.
– als een van de portieren wordt geopend.
– als er een verzoek van de afstandsbediening
wordt ontvangen voor het lokaliseren van de
auto.
Ongeacht de stand van de schakelaar van de
plafonnier vóór wordt de instapverlichting in de
buitenspiegels ook ingeschakeld in combinatie
met de instapverlichting en de "follow me
home"-verlichting.
De verlichting dooft na 30 seconden
automatisch.
Automatische
verlichtingssystemen -
Algemene aanbevelingen
Automatische verlichtingssystemen gebruiken
een detectiecamera, die zich bovenaan de
voorruit bevindt.
Werkingslimieten
In de volgende gevallen kan het systeem
tijdelijk worden uitgeschakeld of niet goed
werken:
– Bij zeer slecht zicht (bijvoorbeeld bij
sneeuw of zware regen).
– Als de voorruit vóór de camera vuil,
beslagen of afgedekt (bijvoorbeeld door een
sticker) is.
– Als er reflecterende borden of reflectoren
van veiligheidsbarrières vóór de auto staan.
Het systeem detecteert geen:
– Weggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers.
– Auto's met verborgen verlichting (als u
bijvoorbeeld achter een veiligheidsbarrière op
de snelweg rijdt).
– Auto's die zich aan de top of de voet van
een steile helling, in een bocht of op een
zijweg bevinden.
Onderhoud
Reinig de voorruit, met name het
gedeelte vóór de camera, regelmatig.