Rijden
– slecht zicht (onvoldoende wegverlichting,
sneeuwval, regen, mist).
– verblinding (verlichting door een tegenligger,
laagstaande zon, spiegeling op een nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, afwisseling van
schaduw en licht),
– gedeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door sneeuw,
beschadigd of bedekt door een sticker;
– wegmarkeringen beschadigd, deels
niet zichtbaar door sneeuw of modder, of
meerdere wegmarkeringen (weggedeelte met
werkzaamheden, wegsplitsingen),
– bij het rijden in een scherpe bocht,
– bij het rijden op bochtige wegen.
– aanwezigheid van een voeg in het wegdek.
Kans op ongewenst activeren
Het systeem moet worden uitgeschakeld
in de volgende situaties:
– rijden met een "noodreservewiel";
– bij het trekken van een aanhanger of
vervoeren van fietsen op een fietsendrager,
vooral bij een niet aangesloten of niet
goedgekeurde aanhanger;
– slechte weersomstandigheden;
– bij het rijden op een glad wegdek (kans op
aquaplanning, sneeuw, ijzel);
– bij gebieden met wegwerkzaamheden of bij
een tolstation;
– bij het rijden op een circuit;
– op een testbank.
154
Storing
Bij een storing gaat het
waarschuwingslampje Service
branden en wordt dit (oranje) symbool op het
instrumentenpaneel weergegeven, in combinatie
met een melding en een geluidssignaal.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Lane Departure Warning
System
Lees voor meer informatie de algemene
adviezen over het gebruik van de
rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem detecteert, met behulp van een
camera die doorgetrokken of onderbroken
strepen herkent, het onbedoeld overschrijden
van een rijstrookmarkering.
Wanneer de aandacht van de bestuurder
verslapt en de rijsnelheid is hoger dan 60 km/h,
wordt er een waarschuwing gegeven dat de auto
de rijstrookmarkering overschrijdt.
Dit systeem is met name nuttig op snelwegen en
autowegen.
Inschakelen/uitschakelen
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via het menu Rijverlichting/Auto van het
touchscreen.
De status van het systeem blijft opgeslagen in
het geheugen nadat het contact is afgezet.
Detectie
Wanneer een rijstrookmarkering wordt
gedetecteerd, gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel knipperen en wordt er een
geluidssignaal gegeven.
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze is
uitgeschakeld, wordt er geen waarschuwing
gegeven.
Storing
Bij een storing gaat dit
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.