Ergonomie en comfort
62
1.
Temperatuurregeling
2.
Regeling luchtstroom
3.
Regeling luchtverdeling
4.
Recirculatie van interieurlucht
5.
Airconditioning aan/uit
6.
Maximale stand van de airconditioning
7.
Systeem uitschakelen
8.
Automatisch programma Zicht
9.
Automatisch comfortprogramma aan/uit
10. Toegang tot de tweede pagina
11. Selectie van instellingen voor het
automatische comfortprogramma
(Langzaam/Normaal/Snel)
12. Functie "AQS (Air Quality System)" (met
vervuilingssensor) (afhankelijk van de
uitvoering)
13. Centrale regeling / gescheiden regeling
14. Temperatuur conditionering (afhankelijk van
de uitvoering)
Functie "REAR" (afhankelijk van de
uitvoering)
Temperatuurregeling
De bestuurder en voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op
een bepaald comfortniveau en niet op een
exacte temperatuur.
► Druk op een van de toetsen 1 om de waarde
te verhogen (rood) of te verlagen (blauw).
Het is raadzaam het verschil tussen de
instellingen links en rechts niet meer dan 3°C te
laten bedragen.
Automatisch
comfortprogramma
Deze automatisch stand zorgt voor optimale
regeling van de temperatuur, luchtopbrengst en
luchtverdeling in het interieur, op basis van het
geselecteerde comfortniveau.
► Druk op toets 9 om de automatische stand
van het airconditioningssysteem in of uit te
schakelen.
Het lampje in de toets gaat branden als het
airconditioningssysteem automatisch werkt.
U kunt de intensiteit van het automatische
comfortprogramma wijzigen door met de toets
OPTIES een van de beschikbare instellingen te
kiezen:
– Soft: voor een aangename en stille werking
door de luchtopbrengst te beperken.
– Normal: voor het beste compromis tussen een
comfortabele temperatuur en een stille werking
(standaardinstelling).
– Fast: voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.