Een weergavemodus "PERSOONLIJK"
configureren
Met PEUGEOT Connect Radio
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
► Selecteer "Configuratie".
► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op Instellingen in de balk van
het touchscreen.
► Selecteer "OPTIES".
► Selecteer "Persoonlijke instellingen
voor het instrumentenpaneel".
► Selecteer voor elk configureerbaar gedeelte
(bijvoorbeeld links en rechts) het type weer te
geven informatie met de betreffende bladerpijlen
op het touchscreen:
• "Rijhulpsystemen".
• "Informatie over de motor" (afhankelijk van
de uitvoering).
• "G-meters" (afhankelijk van de uitvoering).
• "Temperaturen:" (motorolie).
• "Media".
• "Navigatie".
• "Boordcomputer".
• "Toerenteller".
• "Energiestroom" (afhankelijk van de
uitvoering).
• "Vermogensmeter" (afhankelijk van de
uitvoering).
• "Energieverbruik" (afhankelijk van de
uitvoering).
► Bevestig om de instelling op te slaan en af te
sluiten.
De modus "PERSOONLIJK" wordt meteen
weergegeven.
Waarschuwings- en
verklikkerlampjes
De waarschuwings- en verklikkerlampjes
(weergegeven als symbolen) informeren
de bestuurder over een storing
(waarschuwingslampjes) of de werking van
een systeem (verklikkerlampjes ingeschakelde
of uitgeschakelde functie). Bepaalde lampjes
kunnen op twee manieren (permanent of
knipperend) en/of in verschillende kleuren
branden.
Bijbehorende waarschuwingen
Een lampje kan branden in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding op het display.
Door de weergegeven waarschuwingen te
relateren aan de werkingstoestand van de
auto kan worden bepaald of er sprake is van
een normale situatie of van een storing; zie
de beschrijving van ieder lampje voor meer
informatie.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
rode of oranje waarschuwingslampjes enkele
Instrumentenpaneel
seconden branden. Deze lampjes moeten doven
als de motor draait.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over een systeem of een functie.
Continu brandend
waarschuwingslampje
Als er een rood of oranje waarschuwingslampje
gaat branden, is er een storing die verder moet
worden onderzocht.
Wanneer een lampje blijft branden
De aanduidingen (1), (2) en (3) in de
beschrijvingen van de waarschuwings- en
verklikkerlampjes geven aan of u naast de
onmiddellijk aanbevolen acties contact met een
gekwalificeerde professional moet opnemen.
(1): Zet de auto stil.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
(2): Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
(3): Ga naar het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
1
11