Starten in gesloten ruimtes
Uitlaatgassen zijn levensgevaarlijk! Bij het starten
in gesloten ruimtes voor voldoende toevoer van
verse lucht zorgen!
Met de machine rijden
Personen in de gevarenzone
Bij omgekantelde machine en geklemde bestuur-
dersdeur het rechter cabineraam gebruiken als
vluchtdeur.
Vóór elk begin van het werk, ook na werkonder-
breking, met name bij het achteruit rijden, contro-
leren of er zich personen of hindernissen in de
gevarenzone bevinden.
Indien nodig een waarschuwingsteken geven.
Werk onmiddellijk staken als personen ondanks
waarschuwing de gevarenzone niet verlaten.
Bij lopende motor niet in het knikbereik van de ma-
chine komen of staan. Kneuzingen!
Rijden
Alleen rijden met omgedane veiligheidsgordel.
Niet rijden op ondergronden die niet stabiel zijn.
Niet op ijs en sneeuw rijden.
In noodsituaties en bij gevaar onmiddellijk de
noodstopschakelaar indrukken. De noodstop-
schakelaar niet gebruiken als bedrijfsrem.
De machine pas weer in gebruik nemen als het ge-
vaar dat aanleiding gaf tot het activeren van de
noodstopschakelaar, geëlimineerd is.
Als de machine sterkstroomgeleidende leidingen
heeft geraakt:
stuurstand niet verlaten,
l
omstaanders waarschuwen voor het dichterbij
l
komen en aanraken van de machine,
indien mogelijk de machine uit de gevarenzo-
l
ne rijden,
de stroom laten uitschakelen.
l
De machine alleen bedienen vanuit de stuurstand.
De cabinedeuren gesloten houden.
De bestuurdersstoel nooit tijdens het rijden ver-
stellen.
Tijdens het rijden niet op de machine klimmen of
van de machine af klimmen.
De rijrichting alleen veranderen bij stilstand.
BW 213 D-4
De machine niet gebruiken voor het transport van
personen.
Bij ongewone geluiden en rookontwikkeling stop-
pen, de oorzaak vaststellen en de schade laten
verhelpen.
Altijd voldoende afstand tot bouwputranden en
bermen houden en elke werkwijze achterwege la-
ten, die de stabiliteit van de machine beïnvloedt.
Niet op hard beton, uitgehard bitumineus wegdek
of hard bevroren grond werken met trillen.
Bij het passeren van tunnels, bruggen, vrije elek-
trische leidingen enz. moet altijd voldoende af-
stand worden gehouden.
Rijden op hellingen
Geen hellingen op rijden die groter zijn dan het
maximale stijgvermogen van de machine.
Op hellingen voorzichtig en altijd in een rechte lijn
naar boven of beneden rijden. Vóór het wegrijden
in het lage rijniveau schakelen.
Vochtige en losse ondergronden verminderen het
contact met de grond van de machine bij hellingen
aanzienlijk. Verhoogd ongevallenrisico!
Neiging
Afb. 5
De kantelhoek werd statisch gemeten op een ef-
fen, harde ondergrond bij stilstaande machine
zonder stuurdeflexie en trillen.
Bij losse ondergrond, versnelling/vertraging, inge-
schakeld trillen, geactiveerde besturing of aange-
bouwd toebehoren kan de kantelhoek aanzienlijk
verkleind worden.
Daarom het rijden dwars ten opzichte van de hel-
ling wegens aanzienlijk kantelgevaar en het daar-
BOMAG
www.duma-rent.com
Veiligheidsvoorschriften
17