Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Elektrische Aansluiting; Installatie-Aanwijzingen - JUMO IMAGO 500 Gebruiksaanwijzing

Inhoudsopgave

Advertenties

4 Elektrische aansluiting

4.1 Installatie-aanwijzingen

Bij de selectie van het kabelmateriaal, bij de installatie en bij de elektrische
aansluiting van het instrument moeten de voorschriften uit de VDE 0100
"Bestimmungen über das Errichten von Starkstromanlagen mit Nennspan-
nungen unter 1000 V" resp. de geldende nationale voorschriften worden
aangehouden.
De elektrische aansluiting mag alleen door vakpersoneel geschieden.
Het instrument volledig van de netspanning scheiden wanneer er onderde-
len die onder spanning staan aangeraakt kunnen worden.
Om in geval van stroomstoring in het belastingscircuit vastlassen van het
uitgangsrelais te verhinderen, moet deze op de maximale relaisstroom be-
veiligd zijn.
Vanwege de gebruikers is geen verwisseling van interne beveiligingsele-
menten mogelijk. Bij een defect gaarne het instrument naar de fabriek toe-
sturen!
De elektromagnetische verdraagzaamheid komt overeen met de in de tech-
nische gegevens opgegeven normen en voorschriften.
vHoofdstuk 10.1 „Technische gegevens"
De ingangs-, uitgangs- en voedingsbekabeling moeten ruimtelijk van elkaar
gescheiden worden gelegd en niet parallel.
Alle ingangs- en uitgangsbekabeling zonder verbinding met het net moeten
getwist en afgeschermd zijn.
Afscherming instrumentzijdig op aardpotentieel leggen.
Aard het instrument via de klem TE aan de randaarde. De kabel moet ten-
minste dezelfde diameter hebben als de voedingskabels. Aardkabels ster-
vormig naar een gemeenschappelijk aardpunt leiden, welke met de ran-
daarde van de voedingsspanning is gekoppeld. Aardkabels niet doorlus-
sen.
Op de netklemmen geen andere verbruikers aansluiten.
Het instrument is niet geschikt voor installatie in een explosiegevaarlijke
omgeving.
Naast een foutieve installatie kunnen ook verkeerd ingestelde waarden op
de regelaar (setpoint, gegevens parameter- en configuratieniveau, wijzigin-
gen intern in het instrument) het proces nadelig beïnvloeden voor wat be-
treft het functioneren of beschadigingen veroorzaken. Er moeten altijd vei-
ligheidsinrichtingen, bijv. overdrukventiel of temperatuurbegrenzer/-bewa-
ker aanwezig zijn en de instellingen daarvan alleen mogelijk zijn door vak-
personeel. Houd de veiligheidsvoorschriften aan. Omdat met een
adaptatieve (zelfoptimalisatie) niet alle regeltrajecten beheerst kunnen wor-
den, is theoretisch een instabiele parametrering mogelijk. De bereikte ge-
meten waarde moet daarom op stabiliteit gecontroleerd worden.
9

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave