Inhoudsopgave
Advertenties
Onderhoud
S e n s o r e n
indien nodig
I n s t e l l e n v a n d e
t o e r e n t a l s e n s o r
lichtdiode
108
In deze paragraaf vindt u aanwijzingen voor het instellen en vervan-
gen van sensoren.
Toerentalsensor [+]
Radarsensor [+]
Sensoren op de zaaiassen
Markeursensoren
Sensor op de tankreserve-
melders [+]
Trajectsensor op het
aandrijfwiel
Met uitzondering van de toerentalsensor moeten alle sensoren als dit
nodig is, worden ingesteld in de werkplaats.
Wanneer u vaststelt, dat het weergegeven toerental niet hoger wordt
naarmate het toerental toeneemt of dat er geen toerental wordt weer-
gegeven, is het mogelijk dat de sensorimpuls niet correct wordt gege-
nereerd (normaal gesproken twee impulsen per omwenteling). In dit
geval moet de instelling van de toerentalsensor worden gecorrigeerd.
as
≤
1,5 mm
Sensor
Gebruikssensor
Draai de moer van de sensor een stukje los.
Draai de sensor zover in de ventilatoraslagering, dat hij de as
raakt.
Draai de sensor vervolgens een halve slag terug. De afstand tot de
as moet ca. 1,5 mm bedragen.
Terminals
FGS met
toerentalmeter
X
X
–
–
X
–
X
–
X
–
X
–
Advertenties
Inhoudsopgave
