Brandstoffilter vervangen
Vervang het brandstoffilter om de 100 bedrijfsuren.
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
laat het werktuighefmechanisme neer, zet de motor af
en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Sluit de brandstofafsluitklep van de benzinetank
(Fig. 44 en 45).
3. Open de motorkap en verwijder de zijpanelen.
4. Draai de bevestigingsbout van het filter los en
verwijder het filter (Fig. 46).
1
5
3
Figuur 46
1. Filter
2. Bevestigingsbout
3. Slangklem
4. Brandstofslang vanaf tank
5. Druk de uiteinden van de slangklemmen naar elkaar
toe en schuif ze weg van het filter (Fig. 46).
6. Trek het filter uit de brandstofslangen.
7. Monteer een nieuw filter. Zorg ervoor dat de pijl voor
de stroomrichting naar de motor/brandstofpomp wijst.
8. Draai de bevestigingsbout van het filter vast (Fig. 46).
9. Schuif de slangklemmen dicht tegen het filter aan.
10. Open de brandstofafsluitklep op de brandstoftank
(Fig. 44 en 45).
11. Plaats de zijpanelen en sluit de motorkap.
4
3
6
2
m–4309
5. Brandstofslang naar
motor\brandstofpomp
6. Pijl voor stroomrichting
33
Toespoor voorwielen
controleren
Zorg ervoor dat voorwielen het voorgeschreven toespoor
hebben. Dit is belangrijk voor de veiligheid, de werking
van de Smart Turn-functie en het gebruiksgemak. Als de
banden ongelijkmatig afslijten, het gazon volledig wordt
weggemaaid of de machine moeilijk bestuurbaar wordt,
moet het toespoor van de voorwielen worden afgesteld.
Controleer het toespoor om de 100 bedrijfsuren of
jaarlijks, waarbij de kortste periode moet worden
aangehouden.
De voorwielen moeten een toespoor van 3,5–6,5 mm
hebben.
Toespoor meten
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
laat het werktuighefmechanisme neer, zet de motor af
en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Draai de wielen recht naar voren.
3. Duw de voorbanden aan de voorkant naar buiten zodat
de wielen niet meer vrij kunnen bewegen.
4. Meet ter hoogte van de assen de afstand tussen de
voorbanden (aan de voorkant en de achterkant van de
wielen) (Fig. 47).
De afstand aan de voorkant moet 3 tot 6 mm kleiner
zijn dan die aan de achterkant. Als afstelling nodig is,
zie Toespoor afstellen.
Figuur 47
m–3421