7. Als uw tractor handbesturing heeft, pompt u een dosis
vet in in de behuizing van de stuurinrichting (vanaf de
onderkant van het frame) (Fig. 40).
Figuur 40
Bandenspanning controleren
Controleer de spanning bij het ventiel om de 25 bedrijfs-
uren of maandelijks, waarbij de kortste periode moet
worden aangehouden (Fig. 41). De bandenspanning kan
het best bij koude banden worden gecontroleerd. Als de
bandenspanning te laag is, moet u ervoor zorgen dat de
bandenspanning als volgt is:
De voor- en achterbanden moeten een spanning van 20
psi (138 kPa) hebben
Figuur 41
1. Ventiel
Onderhoud van de rem
Controleer voor elk gebruik de parkeerrem. Als de
parkeerrem niet goed werkt, moet u deze afstellen.
Rem controleren
1. Parkeer de machine op een horizontaal vlak, schakel
de aftakas uit, en zet de hendel voor Hoog-Laag in de
neutraalstand.
2. Stel de parkeerrem in werking, zet de motor af en
verwijder het contactsleuteltje.
3. Duw de tractor naar voren.
De achterwielen moeten blokkeren en slippen. Als de
wielen draaien en niet blokkeren, moet u de rem
afstellen; zie Rem afstellen.
Rem afstellen
1. Zet de transmissie in de neutraalstand.
2. Trap het rempedaal in.
m–3409
3. Draai aan de stelmoer van de rem op de achterkant van
1. Stelmoer van rem
1
m–3319
Belangrijk
Belangrijk
achterwielen vrij draaien als u de tractor duwt. Als de rem
niet werkt en de wielen niet vrij kunnen ronddraaien, moet
u onmiddellijk contact opnemen met een erkende Service
Dealer.
31
De vrije slag van het rempedaal tot de vloer moet
51 mm bedragen (Fig. 42) voordat de rem pakt.
Figuur 42
de tractor (Fig. 43) totdat de vrije slag 51 mm
bedraagt.
1
Figuur 43
Draai de stelmoer niet te vast aan.
Als de parkeerrem vrij is gezet, moeten de
2"
m–3418
m–3417