10. Vul de reservetank langzaam totdat het peil de
bovenste streep bereikt.
Belangrijk
De tank niet te vol vullen. De koelvloeistof
moet ruimte hebben om te kunnen uitzetten als het heet
wordt.
11. Plaats de dop van de reservetank terug.
12. Start de motor en laat de motor lopen totdat deze
warm is.
13. Controleer het koelvloeistofpeil nadat de motor is
afgekoeld en vul bij met koelvloeistof indien dit nodig
is.
Bougies vervangen
Controleer de bougies en stel de elektrodenafstand af
indien dit nodig is. Vervang de bougies om de
100 bedrijfsuren. Controleer of de elektrodenafstand
tussen de midden- en zij-elektroden correct is voordat u de
bougies monteert. Gebruik een bougiesleutel voor het
(de)monteren van de bougie en een voelermaat voor het
meten en afstellen van de elektrodenafstand.
Type: NGK BMR4A
Elektrodenafstand: 0,6–0,7 mm
Bougies verwijderen
1. Schakel de aftakas uit, stel de parkeerrem in werking,
laat het werktuighefmechanisme neer, zet de motor af
en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Open de motorkap.
3. Maak de kabels los van de bougies (Fig. 34).
4. Maak de omgeving van de bougie schoon om te
voorkomen dat er vuil in de motor komt, wat
beschadiging kan veroorzaken.
5. Verwijder de bougies en de metalen pakkingring.
1
Figuur 34
1. Bougiekabel
2
m–3428
2. Bougie
29
Bougies controleren
1. Bekijk de binnenkant van de bougie (Fig. 35).
Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor
naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt
meestal op een vuil luchtfilter.
Belangrijk
Bougies nooit schoonmaken. Bougies altijd
vervangen bij een zwarte laag op de bougie, versleten
elektroden, een vettige laag op de bougie of scheuren.
2. Controleer de elektrodenafstand (Fig. 35).
3. De zij-elektrode verbuigen (Fig. 35) om de juiste
afstand in te stellen indien nodig.
Bougies monteren
1. Monteer de bougies en de metalen pakkingringen.
2
1
Figuur 35
1. Middenelektrode met
isolator
2. Zij-elektrode
2. Draai de bougies vast met een torsie van 20–27 Nm.
3. Druk de kabels op de bougies (Fig. 34).
4. Sluit de motorkap.
Tractor smeren
Smeer de machine om de 50 bedrijfsuren of jaarlijks,
waarbij de kortste periode moet worden aangehouden. Het
smeren moet vaker plaatsvinden bij gebruik in zeer
stoffige of zanderige omstandigheden.
Type vet: Universeel-smeervet.
3
m–3215
3. Elektrodenafstand (niet op
schaal weergegeven)