Montage
Aansluiting van apparatuur, installatie vullen
5
1
1
4
1
Sifon
2
Condensaansluiting
3
Kabelinvoer ext. bekabeling
4
Gasaansluiting
5
Voorloopaansluiting
6
Retouraansluiting
2
3
2
6
3
/
"
4
De aansluiting mag uitsluitend
door een bevoegd vakman worden
uitgevoerd.
Sifon en condensafvoer
•
Sifon (1) demonteren, vullen en
weer monteren.
•
Condensafvoer resp. neutralisatie-
installatie (accessoire) met sifon
verbinden.
Aanwijzing
De condensleiding (2) mag geen vaste
verbinding met de riolering hebben. De
condens moet vrij in een trechter
kunnen lopen.
Installatie vullen
•
Sluit de waterslang aan op de
vul-en aftapkraan (zelf aanleggen)
•
Draai alle radiatorkranen open.
•
Vul de installatie in koude toestand
tot 1 bar bereikt is.
•
Zorg voor de juiste waterkwaliteit.
•
Ontlucht de pomp (draai indien
nodig de waaier los met een
schroevendraaier).
•
Vul de condenssifon met water
(ca. 0,5 l).
•
Pomp een aantal keren starten
•
Na volledige ontluchting installatie
tot aan definitieve einddruk vullen.
•
Ontluchtingsschroef sluiten en
vulslang verwijderen
Vervangende installatie
•
Spoel de installatie zorgvuldig
door.
•
Controleer de verbindingen op
lekken.
•
Ontlucht de installatie zorgvuldig
•
Sluit de ketel aan op de gasleiding.
•
Controleer de leidingen op lekken.
•
Breng de betreffende rookgasaans-
luitplaat (concentrisch/parallel) aan.
•
Plaats het ketelaansluitstuk
(concentrisch of parallel) van de
bovenkant in de daartoe bestemde
opening en duw het in de
aansluitingsbuis. Gebruik hierbij
het glijmiddel dat voor PPS-
rookgasafvoeren geschikt is.
•
Sluit de rookgascollector aan op
het rookgasafvoersysteem.
•
Monteer de mof
15