Na de eerste 10 bedrijfsuren
Om de 200 bedrijfsuren
Haal de wielmoeren aan met 61 tot 88 Nm.
WAARSCHUWING
Als de wielmoeren niet steeds de juiste torsie
hebben, kan dit leiden tot lichamelijk letsel.
Starten en stoppen van de
motor
U moet mogelijk het brandstofsysteem ontluchten als
één van de volgende situaties zich heeft voorgedaan
(raadpleeg Brandstofsysteem ontluchten):
• Eerste keer starten van een nieuwe motor.
• De motor is gestopt omdat de brandstof op was.
• Er zijn onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd aan
onderdelen van het brandstofsysteem; bijv. nieuw
filter gemonteerd, enz.
Motor starten
1. Zorg ervoor dat de parkeerrem in werking is gesteld
en de maaidekken zijn uitgeschakeld.
2. Haal uw voet van het tractiepedaal en let erop dat
het pedaal in de neutraalstand staat.
3. Zet de gashendel op halfgas.
4. Draai het sleuteltje in de schakelaar op
Aan/Voorgloeien totdat het indicatielampje van de
gloeibougie uitgaat (ongeveer 7 seconden); draai
daarna het sleuteltje op Start om de startmotor in
werking te stellen. Laat het sleuteltje los zodra de
motor start. Het sleuteltje draait automatisch naar
de stand Aan/Lopen.
Belangrijk: Om te voorkomen dat de
startmotor oververhit raakt, mag u de
startmotor niet langer dan 15 seconden in
werking stellen. Als u de motor 10 seconden
achtereen hebt gestart, moet u 60 seconden
wachten voordat u een nieuwe startpoging doet.
5. Als de motor voor de eerste keer wordt gestart of
de motor een revisiebeurt heeft gehad, moet u de
machine een of twee minuten in de vooruit- en
de achteruit-stand laten werken. Controleer ook
de werking van de hefhendel en de schakelaar van
de maaidekken om er zeker van te zijn dat alle
onderdelen naar behoren functioneren.
Draai het stuurwiel naar links en naar rechts om
de stuurreactie te controleren. Zet vervolgens
de motor af en controleer op olielekken, losse
onderdelen en andere waarneembare defecten.
VOORZICHTIG
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand gekomen zijn voordat u
controleert op olielekken, losse onderdelen en
andere waarneembare defecten.
Motor afzetten
Beweeg de gashendel naar de stationairstand, verplaats
de schakelaar voor de maaidekken naar de stand
Uitschakelen en draai het contactsleuteltje naar de
stand Uit. Verwijder het sleuteltje uit het contact om te
voorkomen dat de motor per ongeluk start.
Het brandstofsysteem
ontluchten
1. Parkeer de machine op een horizontaal oppervlak.
Zorg ervoor dat de brandstoftank minstens half
vol is.
2. Ontgrendel en open de motorkap.
GEVAAR
In bepaalde omstandigheden zijn
dieselbrandstof en brandstofdampen
uiterst ontvlambaar en explosief. Brand of
explosie van brandstof kan brandwonden of
materiële schade veroorzaken.
• Gebruik een trechter of tuit; brandstof
uitsluitend in de open lucht bij een afgezette
of koude motor bijvullen. Eventueel
gemorste brandstof opnemen.
• Vul de brandstoftank niet helemaal. Vul
de brandstoftank totdat het peil 6 mm tot
13 mm vanaf de onderkant van de vulbuis
staat. Dit geeft de brandstof in de tank
ruimte om uit te zetten.
• Rook nooit wanneer u met brandstof bezig
bent en houd de brandstof weg van open
vlammen of vonken.
• Bewaar de brandstof in schone, veilige en
goedgekeurde containers en zorg dat de dop
op zijn plaats blijft.
3. Draai de ontluchtschroef op de brandstofinjectie-
pomp open (Figuur 26).
28