Hulp bij storingen – Uitkomst bij verzopen motor
Afb. 109
Afb. 110
Afb. 111
110
6.
Starterklep openen.
7.
VOORZICHTIG!
Gevaar van oogletsel door rondvliegende
deeltjes!
–
Draag een persoonlijke beschermende
uitrusting (werkhandschoenen, bescher-
mende werkkleding, veiligheidsbril).
Met de omkeerstarter de motor meerdere malen doordraaien
om de overtollige brandstof te verwijderen uit de verbran-
dingsruimte.
8.
Bougie droogmaken met een schone doek of droogblazen
met perslucht.
9.
Bougie evt. met een draadborstel reinigen.
10.
Bij sterke verbrandingsresten of afgebrande elektroden de
bougie vernieuwen.
11.
Elektrode-afstand van de bougie controleren met een voeler-
maat, evt. afstand instellen.
ð Gewenste waarde: 0,7 - 0,8 mm (0.028 - 0.032 in)
12.
Gebruikte bougie voorzichtig met de hand erin draaien en
nadat het afdichtvlak erop rust met de bougiesleutel nog een
1/8 tot 1/4 omdraaiing vastdraaien.
13.
Nieuwe bougie nadat het afdichtvlak erop rust met de bou-
giesleutel nog een 1/2 omdraaiing vastdraaien.
AANWIJZING!
Gevaar van motorschade door losse
bougie!
–
Bougie altijd goed erin schroeven.
14.
Bougiestekker erop steken.
Ä Hoofdstuk 6.2 "Motor starten" op pagina 59.
15.
Motor starten
16.
Doek met uitgelopen brandstof milieuvriendelijk verwerken.
DFP6