4.- ONDERHOUD
4.3.- DIAGNOSE VAN DE STORING
PROBLEEM
De unit start niet meer.
De ventilator werkt niet
(terwijl compressor in bedrijf
is).
De compressor stopt als de
hogedrukschakelaar uitstaat.
De compressor stopt als de
lagedrukschakelaar uitstaat.
Het oliepeil in de compressor
is zeer laag.
Als de compressor veel lawaai
maakt en de druk hoog of laag
is, is iets niet goed.
OORZAAK
* Stroom afgesloten.
* Hoofdschakelaar staat op STOP.
* Geen water.
* Zekeringen zijn doorgeslagen.
* Te lage spanning.
* Eén van de beveiligingen is
geactiveerd.
* Compressorstoring.
* Te lage watertemperatuur.
* Interne beveiliging staat open.
* Onjuist aangesloten.
* Slechte regeling van condensatie.
* Accu geblokkeerd.
* Unit werkt niet binnen limieten.
* Ventilatoren werken niet goed.
* Onvoldoende
Koudemiddel
bijvullen.
* De waterwisselaar is geblokkeerd
(aan zijde water).
* Geen water.
* De carterverhitter werkt niet.
* De fasen voor de
stroomvoorziening van de
compressor zijn niet juist
aangesloten.
ACTIE
* Controleer de stroomvoorziening.
* Sluit hoofdschakelaar aan.
* Start waterpomp (en controleer lucht
in systeem).
* Controleer spanning.
* Controleer antivriesthermostaat.
* Controleer hogedruk
/lagedrukschakelaar.
* Vervang compressor.
* Creëer vraag naar koeling.
* Laat de motor afkoelen.
* Sluit ventilator goed aan.
* Controleer de werking.
* Onderhoud accu.
* Controleer de ventilatoren.
* Controleer
* Onderhoud de wisselaar.
* Zorg voor voldoende water.
* Vervang de carterverhitter en vul deze
met olie.
* Wissel de draden van twee fasen van
de stroomvoorziening van de
compressor om.
38
Koudemiddel bijvullen.