3.- INSTALLATIE EN BEDIENING
3.2.- WATERDOORSTROMING CONTROLEREN
Het is van groot belang dat de unit de juiste hoeveelheid water bevat. Het is gevaarlijk om
de unit met te weinig water te laten draaien. Dit kan grote schade toebrengen aan de componenten en
de waterwisselaar. Ook als de unit te weinig water bevat, zal deze niet optimaal presteren.
U kunt de doorstroming het best bepalen door het temperatuurverschil tussen het
inlaat- en uitlaatwater te meten.
Waterdoorstroming controleren (het is belangrijk dit te doen op het warmste punt) (Standaardunit)
Voor nominale en minimale waterdoorstroming moet het verschil tussen de temperatuur van het in- en uitlaatwater
5ºC zijn (uitsluitend koel- en warmtepompen in koelcyclus) bij een inlaattemperatuur van 12ºC, een uitlaattemperatuur
van 7ºC en een buitentemperatuur van 35ºC. Veranderen de omstandigheden, dan verandert ook de capaciteit van
de unit en zal in het geval van nominale doorstroming het verschil tussen de temperatuur van het inlaat- en het
uitlaatwater iets groter of kleiner zijn dan 5ºC. Zie ook onderstaande tabel die is gebaseerd op nominale doorstroming.
Uitlaatwater ºC
7
9
11
Indien de unit in de verwarmingcyclus moet worden gestart en u nominale koeling wenst, kunt u hieronder zien wat
ongeveer het verschil in temperatuur tussen het inlaat- en uitlaatwater onder diverse omstandigheden is.
NB: Op het bedieningspaneel van de unit wordt de temperatuur van het inlaat- en uitlaatwater weergegeven. Zie het
hoofdstuk "Bediening".
Controleer of de juiste waterpomp is geselecteerd en houd daarbij rekening met het drukverlies in het hydraulische
systeem. Het is gevaarlijk om het systeem met te weinig water te laten werken. Storingen die daaruit voortvloeien,
vallen niet onder de garantie.
Start de airconditioning of de ventilatoren niet voordat het water de ingestelde temperatuur heeft, of gebruik een
automatische regelaar die ervoor zorgt dat de airconditioning niet werkt indien de installatie niet in orde is.
Als alles goed werkt, leest u alle gegevens af en vult u het installatieformulier in.
T (intrede watertemperatuur - uittrede watertemperatuur)
15
20
6,1
5,8
6,5
6,2
7,0
6,7
Uitlaatwater ºC
35
50
Buitentemperatuur ºC
25
30
5,5
5,3
5,9
5,6
6,4
6,0
T (uittrede watertemperatuur - intrede watertemperatuur)
Buitentemperatuur ºC W.B.
-6
0
4,5
5,5
4
5
34
35
40
5,0
4,7
5,3
5,0
5,7
5,4
6
12
6,5
7,5
6
7
45
4,4
4,7
5,0
18
8,5
8