2.- BINNENOPSTELLING
2.5.- INSTALLATIE VAN DE UNIT
TM
1.- De EcoLean
-units kunnen zowel binnen als buiten worden geïnstalleerd.
2.- Houd rekening met de minimale vrije ruimte (zie schema) zodat u bij de unit kunt en de luchttoevoer naar de
elementen in het verwarmingsdeel van de unit voldoende is (zie pagina 29).
3.- Plaats de unit op een stabiele, bij voorkeur betonnen, ondergrond. Ter voorkoming van trillingen mag het beton
niet in contact staan met de fundering van het gebouw.
4.- Aanbevolen wordt de unit op schokdempers te plaatsen.
5.- In de verwarmingstand (koelers van de warmtepomp) vormt zich ijs in de elementen. In de verwarmingstand
wordt het ontdooiproces in de warmtepompunits in werking gesteld wanneer de buitentemperatuur laag is en het
buitenelement zou kunnen bevriezen.
Om het ijs te doen smelten schakelt de ontdooifunctie de unit voor een korte periode over naar de koelstand.
Zodra de temperatuur van de verdampte lucht begint te dalen, start de ontdooiing en wordt er voldoende warmte
gegenereerd. Tijdens het ontdooien smelt het ijs op de elementen. IJs wordt water en dat moet worden verwijderd.
WAARSCHUWING
Als de unit bij de installatie lange tijd wordt blootgesteld aan temperaturen onder
onder in de unit bevriezen. Hierdoor kan er geen water worden afgevoerd. Er kan ijs ontstaan waardoor
de unit niet goed functioneert. In dergelijke situaties neemt u contact op met de klantenservice.
6.- De waterstroom van de warmtewisselaar moet tijdens koelen even groot zijn als tijdens verwarmen.
7.- Breng een waterfilter aan in de inlaat van de unit.
In units die niet zijn voorzien van een Hydronische of Hydraulische module, moet een zeeffilter
worden aangebracht. De gaatjes van de zeef mogen niet groter zijn dan 1 mm.
8.- Behandel het water als dit nodig is.
9.- De unit moet op het laagste punt worden gevuld met het water dat naar het circuit wordt toegevoerd. Zorg dat
alle ontluchtingskleppen openstaan zodat er geen lucht in het systeem blijft hangen.
10.- Installatie binnen:
Uitlaatlucht
Inlaatlucht
Inlaatluchtkanaal (1)
Neem voor installatie binnen, het volgende advies in acht:
- Tijdens de ontdooicyclus voor de warmtepompunits komt er een grote hoeveelheid smeltwater vrij doordat het ijs
van de batterijen smelt.
Als u het water wilt afvoeren, moet een extra lekbak onder de unit worden geïnstalleerd, zodat het water wordt
opgevangen voor afvoer elders.
- Luchtkanaalinstallatie:
Als een luchtkanaal is geïnstalleerd, de limieten voor werking worden verlaagd (zie het hoofdstuk over limieten in
deze handleiding).
(1) Het plenum voor de luchtinvoer (optie) is beschikbaar voor de modellen 0251 tot 1303. Hiermee kunt u de
luchtinvoerleiding eenvoudige monteren (zie pagina 26).
(2) Op het uitlaatplenum (optie) kan een vierkant uitlaatkanaal voor de FP1- en FP2-units met een hoge statische
druk worden gemonteerd (zie pagina 26).
Uitlaatluchtkanaal (2)
Unit
Extra lekbak
(warmtepompunit)
• •
•
• •
mode
set
off
on
30
0ºC, kan het dooiwater
Indien in warmtepompen
met dubbele circuits en
alleen koeling units 1003S
tot en met 1303S slechts
één kanaal wordt
geïnstalleerd, moet er voor
iedere ventilator een
gereguleerde drukdemper
worden geplaatst, zodat er
geen lucht meer door de
ventilator kan stromen als
deze uitgeschakeld is.