7.2.5 Datastructuur van de installatie bewerken
Als de datastructuur van de installatie eenmaal in het instrument is opgeslagen
kan deze ook tijdens het gebruik van het instrument worden bewerkt. Mogelijk
bewerkingen zijn:
Een nieuw niveau toevoegen – zie § 7.2.5.1 - Nieuwe locaties toevoegen
De naam van een geselecteerde niveau wijzigen,
Niveau/boomstructuur wissen, zie § 7.2.4.1 - Bijzonderheden bij wissen
De mogelijkheden zijn toegankelijk in de menu's bewaren, terughalen en wissen
(gedeeltelijk).
7.2.5.1 Nieuwe locaties toevoegen
Toetsen:
/
/
F2
F1
ESC
(2 seconden la
(2 s
econden lang)
Toetse
n in open dialoogvenster:
/
TEST
ESC
De structuur kan worden uitgebreid tot 10 horizontale
niveaus diep en met maximaal 2000 opslaglocaties.
Kort indrukken – het niveau in de structuur van het
installatiegegevens selecteren.
/
na een paar seconden indr
de structuur toevoegen.
Naar boom
gewenst niv
De huid
Naar de laatste bedieningsmodus van het instrumen
terugkeren.
Dialoogvenster openen voor toevoegen van nieuwe
positie op hetzelfde niveau.
Alleen a
ng)
het niveau is.
Naam van de nieuwe locatie: Deze
vorige +1.
Dialoogvenster openen voor toevoegen van nieuwe
positie op volgend subniveau.
Alleen actief als er op de geselecteerde locatie
subniveaus zijn.
Naam van de nieuwe positie: L00x
JA/NEE selecteren.
De geselecteerde optie bevestigen.
Dialoogvenster zonder wijzigingen annuleren.
114
Overige functies van het apparaat
LET OP:
aanzicht van installatiestructuur gaan om
eau te selecteren.
ige positie hernoemen.
ctief als de geselecteerde locatie de laatste in
ukken- een nieuwe locatie in
lfde naam als de
Rev 001
e
veld
t
geen