7. Waaier een stapel papier (maximaal 150 losse vellen) los.
Stoot vervolgens de stapel papier op een vlak oppervlak om
de randen gelijk te maken.
8. Plaats de stapel met de afdrukzijde naar beneden langs de
linker papiergeleider.
9. Schuif de rechterpapiergeleider tegen de kant van de stapel.
Plaats de papiergeleider niet te dicht tegen de stapel zodat
de papierdoorvoer vlot verloopt. Duw vervolgens de ver-
grendelingshendel naar achter om de papiergeleider vast te
zetten.
10. Duw de papierhouderhendels naar achter om het papier
tegen de geleiderrollen te drukken.
11. Stel de papiertypehendel in op de stand voor losse vellen (zie
illustratie). Klap vervolgens de papiersteun omhoog en sluit
de klep van de papiergeleider.
Opmerking:
R Sluit de printerkap altijd alvorens af te drukken. De printer drukt
niet af als de kap open is.
R De aanwezigheid van een invoereenheid belet niet dat u losse vellen
een per een kunt invoeren. Gebruik hiervoor de voorinvoer.
Accessoires aan de printer toevoegen
A
A-11