Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wilo Control SC2.0-Booster Inbouw- En Bedieningsvoorschriften pagina 16

Inhoudsopgave

Advertenties

nl
16
Standaard is er geen reservepomp aanwezig. Reservepompen kunnen door de Wilo-klan-
tenservice worden gedefinieerd.
Testloop van de pompen
Om langere stilstandtijden te voorkomen, kan een cyclische testloop van de pompen wor-
den geactiveerd. De tijd tussen 2 testlopen kan worden ingesteld. In de uitvoering SCe kan
het toerental van de pomp (tijdens de testloop) worden ingesteld.
Testloop van de pompen activeren: Regelingsinstellingen→Extra instellingen→Testloop
van de pompen
Een testloop vindt alleen plaats bij stilstand van de installatie. Of de testloop ook in de toe-
stand „Extern Uit" moet plaatsvinden, kan worden vastgelegd. Bij aandrijving UIT vindt
geen testloop plaats.
Testloop van de pompen bij Extern Uit instellen: Regelingsinstellingen→Extra instellin-
gen→Testloop van de pompen
Watergebrek
Via de melding van een minimaaldrukschakelaar of een breektank-vlotterschakelaar kan
naar het regelsysteem via een verbreekcontact een melding van watergebrek worden ge-
stuurd. Bij installaties van de uitvoering SCe wordt de voordruk bewaakt door een analoge
voordruksensor. De drukdrempel voor droogloopdetectie kan worden gedefinieerd. Het di-
gitale droogloopcontact kan naast de voordruksensor worden gebruikt.
Drukdrempel voor droogloopdetectie definiëren: Regelingsinstellingen→Bewakingsin-
stellingen→Droogloop
Na verstrijken van de instelbare vertragingstijd worden de pompen uitgeschakeld. Als de
meldingang binnen de vertragingstijd weer wordt gesloten of als de voordruk hoger is dan
de drukdrempel (alleen bij SCe), leidt dat niet tot uitschakeling van de pompen.
Vertragingstijd instellen: Regelingsinstellingen→Bewakingsinstellingen→Droogloop
De herstart van de installatie na een uitschakeling wegens watergebrek vindt vanzelf plaats
na sluiten van de meldingang of overschrijden van de voordrukdrempel voor het opheffen
van de droogloop.
De storingsmelding wordt na opnieuw starten vanzelf gereset, maar kan in het geschiede-
nisgeheugen worden uitgelezen.
Bewaking van maximum- en minimumdruk
De grenswaarden voor een veilige werking van de installatie kunnen worden ingesteld.
Grenswaarden maximum- en minimumdruk instellen: Regelingsinstellingen→Bewa-
kingsinstellingen
Als de maximumdruk wordt overschreden, worden de pompen uitgeschakeld. De verzamel-
storingsmelding wordt geactiveerd.
Maximumdruk instellen: Regelingsinstellingen→Bewakingsinstellingen→Maximumdruk
Als de druk onder de bijschakeldrempel daalt, wordt het normaal bedrijf weer vrijgegeven.
Als de druk vanwege installatieredenen niet daalt, kan de fout worden gereset door de
schakeldrempel te verhogen en vervolgens de fout te bevestigen.
Storing resetten: Interactie/communicatie→Alarmen→Bevestiging
De drukdrempel van de bewaking van de minimumdruk en de vertragingstijd kunnen wor-
den ingesteld. Het gedrag van het regelsysteem bij onderschrijden van de drukdrempel kan
worden gekozen: Uitschakeling van alle pompen of voortzetting van het bedrijf. De verza-
melstoringsmelding wordt in elk geval geactiveerd. Als „Alle pompen uitschakelen" is geko-
zen, moet de storing handmatig worden bevestigd.
Minimumdruk instellen: Regelingsinstellingen→Bewakingsinstellingen→Minimumdruk
Extern Uit
Via een verbreekcontact kan het regelsysteem extern worden gedeactiveerd. Deze functie
heeft voorrang; alle in automatisch bedrijf draaiende pompen worden uitgeschakeld.
Bedrijf bij een storing van de uitlaatdruksensor
Als een uitlaatdruksensor uitvalt (bijv. draadbreuk), kan het gedrag van het regelsysteem
worden ingesteld. Het systeem wordt naar keuze uitgeschakeld of draait verder met één
pomp. In de uitvoering SCe kan het toerental van deze pomp in het menu worden ingesteld.
Gedrag bij uitval van de uitlaatdruksensor instellen: Systeem→Sensoren→Perszijde sen-
sorstoring
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Control SC2.0-Booster • Ed.01/2023-09

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave