Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Wilo Control SC2.0-Booster Inbouw- En Bedieningsvoorschriften pagina 14

Inhoudsopgave

Advertenties

nl
14
Fig. 9: Typische instelwaarden voor de gewenste waarde bij nuldoorstroming
1
Gewenste basiswaarde
2
Maximaal debiet van de installatie
3
Relatieve gewenste waarde bij nuldoorstroming
LET OP
Om een ondervoeding te voorkomen, moet de gewenste waarde bij de
nuldoorstroming groter zijn dan de geodetische hoogte van het hoogste
aftappunt.
Als er geen melding „Extern Uit" en geen storing is en de aandrijvingen en de automaat ge-
activeerd zijn, starten één of meerdere toerengeregelde pompen (Fig. 7) als de inschakel-
drempel wordt onderschreden (2). De pompen werken met een gemeenschappelijk syn-
chroon toerental. Alleen pompen die bij- of uitschakelen, kunnen voor een korte tijd een
ander toerental hebben.
Regelingsinstelling→Stand-by→Aandrijvingen, automatisch
Inschakeldrempel per pomp afzonderlijk instellen: Regelingsinstelling→Gewenste waar-
den→In- en uitschakeling van de basislastpomp
Afhankelijk van de vraag naar hydraulisch vermogen van de installatie, wordt het aantal
draaiende pompen gevarieerd en wordt hun toerental geregeld om de gewenste p-v-curve
(1) te volgen. Het regelsysteem minimaliseert het energieverbruik van de installatie.
Als er nog slechts 1 pomp actief is en de behoefte verder afneemt, schakelt de basislast-
pomp bij overschrijden van de uitschakeldrempel (3) en na verstrijken van de vertragings-
tijd, eventueel na een nullast test, uit.
Inschakeldrempel per pomp afzonderlijk instellen: Regelingsinstelling→Gewenste waar-
den→In- en uitschakeling van de basislastpomp
Vertragingstijden instellen: Regelingsinstelling→Gewenste waarden→Vertragingen
Inbouw- en bedieningsvoorschriften • Wilo-Control SC2.0-Booster • Ed.01/2023-09

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave