7.8.2
Schijfkouterinstelling voor Vario
De schijfkouter in de rijrichting al-
leen bij zo groot mogelijke voor-
breedte instellen!
De diepte van de schijfkouter wordt na het los-
C
maken van de schroef
pendelarm
S
overeenkomstig de gewenste
werkdiepte zodanig ingesteld, dat de naaf niet
over de grond strijkt. Bij het verstellen van de
S
pendelarm
moet erop worden gelet, dat de
vertanding goed ingrijpt en dat de schroef
wordt aangetrokken.
De zijwaartse afstand van de kouter ten opzichte
van de ploegconstructie moet circa 1 tot 4 cm
zijn en minimaal over de kunstmestinlegschaar
steken. Deze afstand wordt door losmaken van
B
de klemschroeven
en verdraaien van de
schroeven
A
ingesteld.
A
De schroeven
moeten na de gewenste instel-
ling weer worden aangetrokken en met zeskant-
moeren worden geborgd
Opgelet bij de transportstand van
de ploeg!
Het zijwaarts pendelen van de kouter moet via
D
de aanslag
worden ingesteld (met transport-
steunwiel moeten schijfkouters via de aanslag
naar boven worden ingesteld, om een beschadi-
ging van het wiel te voorkomen). Bij veel oogst-
resten moet de schijfkouter via de houder
overeenkomstig ver naar voren worden ge-
A
plaatst. De schroeven
instelling weer worden aangetrokken en met
zeskantmoeren worden geborgd.
Cayros BAG0172.8 03.20
en verstellen van de
C
vast
H
moeten na de gewenste
43